202002994/1/A3.
Datum uitspraak: 28 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Heli Holland Air Service B.V., gevestigd te Emmer-Compascuum, gemeente Emmen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2020 in zaak nr. 19/1996 in het geding tussen:
Heli Holland
en
de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Procesverloop
Bij brief van 29 juni 2018 heeft de minister aan Heli Holland meegedeeld dat de Special Approval Helicopter Offshore Operations (hierna: SPA-HOFO) per 1 juli 2018 ambtshalve wordt verwijderd van het Air Operator Certificate (hierna: AOC) van Heli Holland.
Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de minister aan Heli Holland een gewijzigd AOC, met onder meer de Unierechtelijke SPA-HOFO, afgegeven.
Bij besluit van 12 april 2019 heeft de minister het door Heli Holland gemaakte bezwaar tegen de brief van 29 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard en het gemaakte bezwaar tegen het besluit van 11 juli 2018 ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 april 2020 heeft de rechtbank het door Heli Holland daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Heli Holland hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 maart 2021, waar Heli Holland, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. E.E. Grit, advocaat te Groningen, en de minister via videoverbinding, vertegenwoordigd door mr. R.P.H. Rozenbrand, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Heli Holland is een luchtvaartbedrijf dat is gespecialiseerd in het uitvoeren van helikoptervluchten, onder meer in zogeheten offshore-vluchten voor personen en goederen. Zij beschikte over een AOC, een certificaat waarin wordt verklaard dat de betrokken luchtvaartexploitant beschikt over beroepsbekwaamheid en organisatie om luchtvaartuigen veilig te exploiteren voor de in dat document gespecificeerde luchtvaartactiviteiten. Het AOC bevatte een op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder b, van het Besluit vluchtuitvoering gebaseerde SPA-HOFO, waarin was vermeld dat Heli Holland bevoegd was om met vier helikopters offshore-vluchten uit te voeren. Bij e-mail van 29 mei 2018 heeft een medewerker van de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) Heli Holland bericht dat indien Heli Holland ten aanzien van haar offshore-vluchten in aanmerking wil komen voor een Unierechtelijke SPA-HOFO zij daartoe een aanvraag moet indienen. Op 19 juni 2018 heeft Heli Holland daarvoor een aanvraag bij de minister ingediend.
Brief en besluitvorming minister
2. Bij brief van 29 juni 2018 heeft de minister Heli Holland meegedeeld dat zij per 1 juli 2018 moet hebben aangetoond dat zij voldoet aan de eisen van de Unierechtelijke SPA-HOFO. Omdat de door Heli Holland ingediende aanvraag echter niet volledig is, kan de Unierechtelijke SPA-HOFO op de AOC van Heli Holland per 1 juli 2018 niet worden bijgeschreven. Dit betekent dat vanaf 1 juli 2018 met de vier helikopters geen offshore-vluchten mogen worden uitgevoerd. Naar aanleiding van deze brief heeft overleg tussen Heli Holland en de minister plaatsgevonden. Heli Holland heeft vervolgens stukken aan de minister overgelegd. Bij besluit van 11 juli 2018 heeft de minister aan Heli Holland een gewijzigd AOC, met onder meer de Unierechtelijke SPA-HOFO, afgegeven met als ingangsdatum 11 juli 2018.
3. De minister heeft in het besluit op bezwaar het bezwaar van Heli Holland voor zover gericht tegen de brief van 29 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze brief volgens hem niet is aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De minister heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd. Tot 1 juli 2018 betrof de bevoegdheid om offshore-vluchten uit te voeren zuiver een nationale aangelegenheid. De aan Heli Holland verleende toestemming voor het uitvoeren van offshore-vluchten was gebaseerd op artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder b, van het Besluit vluchtuitvoering. Uit Verordening (EU) nr. 965/2012 van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: de Uitvoeringsverordening) volgt dat lidstaten op grond van hun nationale wetgeving alleen nog tot en met uiterlijk 30 juni 2018 een specifieke erkenning mogen blijven eisen voor operationele procedures, apparatuur, kwalificaties van de bemanning en opleiding met betrekking tot commerciële offshore-vluchten met helikopters. Na 30 juni 2018 komt dan ook geen betekenis meer toe aan de op artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder b, van het Besluit vluchtuitvoering gebaseerde toestemming. Vanaf 1 juli 2018 geldt dat luchtvaartbedrijven op grond van de Uitvoeringsverordening moeten beschikken over de Unierechtelijke SPA-HOFO. Aldus zijn de vóór 30 juni 2018 op basis van het nationale recht verleende toestemmingen voor het uitvoeren van offshore-vluchten met ingang van 1 juli 2018 van rechtswege vervallen. De brief van 29 juni 2018 is volgens de minister dan ook niet op rechtsgevolg gericht.
4. De minister heeft het bezwaar voor zover gericht tegen het besluit van 11 juli 2018 ongegrond verklaard. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat met het besluit volledig is tegemoetgekomen aan de door Heli Holland ingediende aanvraag. Volgens de minister is het, anders dan Heli Holland stelt, niet zo dat met het besluit van 11 juli 2018 de op grond van het nationaal recht verleende toestemming is ingetrokken. Die toestemming is van rechtswege komen te vervallen. Verder is het volgens de minister niet zo dat Heli Holland ten onrechte een aanvraag heeft moeten indienen. Op grond van de Uitvoeringsverordening was zij daartoe verplicht. Dat de onderhavige aanvraag niet vóór 1 juli 2018 is afgerond, ligt volgens de minister voornamelijk in de omstandigheid dat Heli Holland daarvoor niet eerder een aanvraag heeft ingediend. Voor de door Heli Holland voorgestelde overgangsperiode waarbinnen het haar had moeten zijn toegestaan om tijdens het aanvraagproces offshore-vluchten voort te zetten, bestaat binnen de grenzen van de toepasselijke regelgeving geen ruimte. Dat haar deze mogelijkheid niet is geboden, is volgens de minister dan ook niet onrechtmatig .
Hoger beroep Heli Holland
5. Heli Holland betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit de Verordening (EU) 2016/1199 van de Commissie van 22 juli 2016 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de operationele goedkeuring van prestatiegebaseerde navigatie, certificering en toezicht op leveranciers van datadiensten en offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, en tot rectificatie van die verordening (hierna: de Wijzigingsverordening) niet volgt dat voor voortgezette ongewijzigde offshore-vluchten na 1 juli 2018 een nieuwe aanvraag moet worden ingediend. Zij voert hiervoor aan dat uit artikel 7 van de Uitvoeringsverordening volgt dat lidstaten op grond van het omzettingsverslag bepalen hoe nationaalrechtelijke toestemmingen in een Europese toestemming worden omgezet. In het Nederlandse omzettingsverslag is ten aanzien van de SPA-HOFO uitdrukkelijk bepaald dat operators bij inwerkingtreding moeten aantonen dat zij werken in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. Dat is iets anders dan de verplichting om een aanvraag in te dienen. Daarom moet volgens Heli Holland worden aangenomen dat de minister de eerder verleende toestemming heeft ingetrokken en dat de brief van de minister van 29 juni 2018 op rechtsgevolg is gericht.
6. Heli Holland betoogt ook dat indien en voorzover zij gehouden was een aanvraag in te dienen, dit alleen een gewijzigde aanvraag betrof. Zij voert aan dat SPA.HOFO.105 alleen van toepassing is als het gaat om het voor het eerst uitvoeren van offshore-vluchten. Dat is volgens Heli Holland in haar geval niet aan de orde nu zij al jarenlang offshore-vluchten uitvoert.
7. Heli Holland betoogt verder dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister haar een termijn had moeten bieden om aan te tonen dat zij in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving opereert. Het intrekken van de SPA-HOFO zonder vooraankondiging op 29 juni 2018 met als gevolg dat op 1 juli 2018 al geplande vluchten niet meer mochten worden uitgevoerd, is volgens haar in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel.
Juridisch kader
8. Voor de relevante wet- en regelgeving wordt verwezen naar de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling Afdeling
- Unierechtelijke vereisten ten aanzien van verkrijgen van SPA-HOFO
8.1. De Afdeling overweegt dat op 8 april 2008 Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna: Basisverordening) in werking is getreden. Op grond van artikel 8, eerste lid, van deze nu niet meer geldende Basisverordening moest de vluchtuitvoering met onder meer helikopters voldoen aan de essentiële eisen van bijlage IV van deze Verordening. In artikel 8, vijfde lid, was bepaald dat de maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van dit artikel te wijzigen, door het aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 65, vierde lid, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Op grond van artikel 8, vijfde lid, heeft de Europese Commissie de Uitvoeringsverordening vastgesteld.
De Uitvoeringsverordening bevat de uitvoeringsregels waarin de voorwaarden voor veilige vluchtuitvoering worden bepaald. Met de inwerkingtreding van de Wijzigingsverordening zijn uitvoeringsregels uit de Uitvoeringsverordening aangevuld dan wel gewijzigd. Volgens de considerans van de Wijzigingsverordening moeten voor offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters op het niveau van de Unie gemeenschappelijke veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld (punt 7). In het in het belang van de juridische duidelijkheid en de geharmoniseerde uitvoering van de gemeenschappelijke eisen in de hele Unie moeten vaste datums voor de toepassing van die eisen worden vastgesteld (punt 12). Op grond van artikel 5, tweede lid, aanhef en onder g, van de Uitvoeringsverordening, zoals gewijzigd door de Wijzigingsverordening, moeten exploitanten de toepasselijke bepalingen van bijlage V naleven bij de exploitatie van helikopters voor offshore-vluchtuitvoeringen (HOFO). Op grond van artikel 6, vierde lid, van de Uitvoeringsverordening, zoals gewijzigd door de Wijzigingsverordening, mogen de lidstaten tot en met 30 juni 2018 een specifieke erkenning blijven eisen en aanvullende eisen blijven stellen voor operationele procedures, apparatuur, kwalificaties van de bemanning en opleiding met betrekking tot commerciële offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, overeenkomstig hun nationale wetgeving. De Wijzigingsverordening voorziet ook in de toevoeging van Subdeel K in Bijlage V van de Uitvoeringsverordening. Hierin is onder meer opgenomen:
"SPA.HOFO.105 Goedkeuring voor offshore-helikopteroperaties
a) Alvorens vluchtuitvoeringen uit hoofde van dit subdeel te beginnen, moet aan de exploitant een specifieke goedkeuring zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit.
b) Om dergelijke goedkeuring te verkrijgen dient de exploitant bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in zoals gespecificeerd in SPA.GEN.105 en toont hij aan dat hij voldoet aan de eisen van dit subdeel." In SPA.GEN.105 is onder meer bepaald dat de exploitant die de eerste afgifte van een specifieke goedkeuring aanvraagt de bevoegde autoriteit de in het toepasselijke subdeel vereiste documenten dient te verstrekken.
- Is de nationaalrechtelijke SPA-HOFO van rechtswege vervallen door de Wijzigingsverordening?
8.2. De Afdeling stelt vast dat Heli Holland tot 1 juli 2018 beschikte over een AOC met een op nationaal recht gebaseerde SPA-HOFO. De Afdeling stelt ook vast dat in de Wijzigingsverordening geen overgangsrecht is opgenomen ten aanzien van een op nationaal recht gebaseerde SPA-HOFO. De Wijzigingsverordening bevat geen bepaling dat een nationaalrechtelijke SPA-HOFO vanaf 1 juli 2018 met een Unierechtelijke SPA-HOFO wordt gelijkgesteld. Gelet op het feit dat de Wijzigingsverordening verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat, en gelet op de daarbij behorende doelstelling om te voorzien in een uitputtende regeling voor de SPA-HOFO, vloeit uit de hiervoor weergegeven artikelen van de Wijzigingsverordening voort dat de op nationaal recht gebaseerde SPA-HOFO op 1 juli 2018 van rechtswege is komen te vervallen.
8.3. De Afdeling is verder van oordeel dat uit de Wijzigingsverordening volgt dat helikopterexploitanten voor het verkrijgen van een Unierechtelijke SPA-HOFO een aanvraag moeten indienen. De Afdeling overweegt hiervoor dat de Wijzigingsverordening voor het eerst een subdeel K introduceert met de daarbij behorende Unierechtelijke SPA-HOFO op grond waarvan een aanvraag moet worden ingediend. Heli Holland kan niet worden gevolgd in haar betoog dat uit de Wijzigingsverordening niet volgt dat voor voortgezette ongewijzigde offshore-vluchten na 1 juli 2018 een nieuwe aanvraag moet worden ingediend.
8.4. De stelling van Heli Holland dat uit artikel 7 van de Uitvoeringsverordening en het bij de Uitvoeringsverordening behorende omzettingsverslag volgt dat zij kan volstaan met het aantonen van compliance kan haar dan ook niet baten. De Afdeling overweegt hiervoor als volgt. Artikel 7, tweede lid, van de Uitvoeringsverordening bepaalt dat AOC's die, alvorens de onderhavige verordening van toepassing wordt, door een lidstaat worden afgegeven aan exploitanten van commercieel luchtvervoer met helikopters, worden omgezet in AOC's die in overeenstemming zijn met de onderhavige verordening, overeenkomstig een omzettingsverslag dat wordt opgesteld door de lidstaat die het AOC heeft afgegeven, in overleg met het Agentschap. In het omzettingsverslag is vermeld op welke wijze Nederland ervoor zorgt dat nationaalrechtelijke toestemmingen worden omgezet in toestemmingen die voldoen aan de eisen zoals neergelegd in de Uitvoeringsverordening. In paragraaf 6 van het omzettingsverslag is het volgende vermeld:
"The Dutch Civil Aviation Authority (ILenT) will require each AOC holder (aeroplanes and helicopters) to demonstrate full compliance with all relevant EASA Air Operations implementing rules together with the related acceptable means of compliances and guidance material." In paragraaf 8 is het volgende vermeld:
"Although the EU has not introduced an helicopter offshore operations special approval, the Dutch Civil Aviation Authority (ILenT) has decided to continue the current approvals. The privileges will be frozen until a specific offshore Special Approval is published by the EU, were after AOC holders shall demonstrate compliance with the new requirements."
Artikel 7 van de Uitvoeringsverordening heeft dus betrekking op de omzetting van AOC’s die zijn afgegeven door een lidstaat vóórdat de Uitvoeringsverordening van toepassing werd en ziet dus niet op de Unierechtelijke SPA-HOFO. Het omzettingsverslag heeft betrekking op de Uitvoeringsverordening en is op 8 juli 2013 vastgesteld. Op die datum was de Wijzigingsverordening nog niet in werking getreden en bestond er nog geen Unierechtelijke SPA-HOFO. Uit het omzettingsverslag kan dan ook niet worden afgeleid hoe en wanneer helikopterexploitanten moeten zorgen voor overeenstemming met de vanaf 1 juli 2018 vereiste Unierechtelijke SPA-HOFO. Uit het omzettingsverslag kan dus ook niet worden afgeleid dat kan worden volstaan met het aantonen van compliance.
De conclusie is dat de mededeling in de brief van de minister van 29 juni 2018 dat de SPA-HOFO per 1 juli 2018 van de AOC wordt verwijderd, niet op enig rechtsgevolg is gericht. De rechtbank heeft daarom met juistheid geoordeeld dat de minister het door Heli Holland gemaakte bezwaar tegen de brief van 29 juni 2018 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het betoog slaagt niet.
8.5. Heli Holland kan ook niet worden gevolgd in haar betoog dat in haar situatie geen sprake was van een nieuwe aanvraag en dat om die reden SPA.HOFO.105 niet van toepassing is. Zoals hiervoor is overwogen, is met de Wijzigingsverordening voor het eerst een subdeel K met de daarbij behorende Unierechtelijke SPA-HOFO geïntroduceerd. Voor het verkrijgen van deze SPA-HOFO is de exploitant gehouden een aanvraag in te dienen. De door Heli Holland ingediende aanvraag betreft dan ook een eerste aanvraag.
Het betoog slaagt niet.
8.6. Heli Holland kan ook niet worden gevolgd in haar betoog dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister haar een termijn had moeten bieden om aan te tonen dat zij in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving opereert. Hiervoor overweegt de Afdeling dat in artikel 3 van de Wijzigingsverordening is bepaald dat deze met ingang van 25 augustus 2016 van toepassing is, met dien verstande dat de SPA-HOFO uit bijlage V pas vanaf 1 juli 2018 van toepassing is. De Wijzigingsverordening heeft daarmee in een overgangstermijn voorzien. Ook bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Zoals in 8.2 is overwogen, heeft de minister de nationaalrechtelijke SPA-HOFO niet ingetrokken, maar is deze van rechtswege komen te vervallen. Bovendien heeft de minister in december 2017 tijdens een bedrijfsoverleg en in ieder geval op 29 mei 2018 schriftelijke medegedeeld dat een aparte aanvraag voor de Unierechtelijke SPA-HOFO nodig was en dit op 12 en 18 juni 2018 herhaald. Nadat Heli Holland de aanvraag op 19 juni 2018 alsnog heeft ingediend en alle benodigde documenten tussen 4 en 11 juli 2018 heeft overgelegd, heeft de minister op 11 juli 2018 beslist tot bijschrijving van de Unierechtelijke SPA-HOFO op de AOC. Verder is Heli Holland een professionele partij met jarenlange ervaring die opereert op een terrein dat voor een groot deel door Europese regelgeving wordt geraakt. Het lag dan ook op haar weg om bij de minister te informeren naar de eisen en de te volgen procedures die uit de Europese regelgeving voortvloeien.
Het betoog slaagt niet.
9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzitter, en mr. C.M. Wissels en mr. J. Gundelach, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2021
818.
BIJLAGE
De Basisverordening
Artikel 8
1. De vluchtuitvoering met de in artikel 4, lid 1, onder b) en c), bedoelde luchtvaartuigen moet voldoen aan de essentiële eisen van bijlage IV.
[…]
5. De maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van dit artikel te wijzigen, door het aan te vullen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 65, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Deze maatregelen specificeren in het bijzonder:
a. de voorwaarden voor vluchtuitvoering met een luchtvaartuig in overeenstemming met de essentiële eisen van bijlage IV;
[…]
Artikel 65
[…]
4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.
[…]
De Uitvoeringsverordening
Artikel 5
[…]
2. Exploitanten van commerciële luchtvervoersactiviteiten moeten de toepasselijke bepalingen van bijlage V naleven bij de exploitatie van:
[…]
Artikel 6
afwijkingen
[…]
Artikel 7
1. Air operator certificates (AOC’s) die, alvorens de onderhavige verordening van toepassing wordt, door een lidstaat aan exploitanten van commerciële luchtvervoersactiviteiten met vliegtuigen worden afgegeven overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3922/91, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met de onderhavige verordening.
2. AOC’s die, alvorens de onderhavige verordening van toepassing wordt, door een lidstaat worden afgegeven aan exploitanten van commercieel luchtvervoer met helikopters, worden omgezet in AOC’s die in overeenstemming zijn met de onderhavige verordening, overeenkomstig een omzettingsverslag dat wordt opgesteld door de lidstaat die het AOC heeft afgegeven, in overleg met het Agentschap.
Het omzettingsverslag moet:
a) een beschrijving bevatten van de nationale eisen op basis waarvan de AOC’s zijn afgegeven;
b) een beschrijving bevatten van het toepassingsgebied van de bevoegdheden die zijn toegekend aan de exploitanten;
c. de verschillen bevatten tussen de nationale eisen op basis waarvan de AOC’s zijn afgegeven en de eisen van de bijlagen III, IV en V, samen met een vermelding van hoe en wanneer de exploitanten moeten zorgen voor volledige overeenstemming met die bijlagen.
Het omzettingsverslag bevat kopieën van alle documenten die nodig zijn om de onder a), b) en c), uiteengezette punten aan te tonen, inclusief kopieën van de relevante nationale eisen en procedures.
Bijlage V
Specifieke goedkeuringen
[deel-SPA]
Subdeel A
Algemene voorschriften
[…]
SPA.GEN.105 Aanvraag van een specifieke goedkeuring
a) De exploitant die de eerste afgifte van een specifieke goedkeuring aanvraagt, dient de bevoegde autoriteit de in het toepasselijke subdeel vereiste documenten te verstrekken, samen met de volgende informatie:
1) naam, adres en postadres van de aanvrager;
2) een beschrijving van de voorgenomen activiteiten.
b) De exploitant dient aan de bevoegde autoriteit aan te tonen:
1) dat de voorschriften van het toepasselijke subdeel worden nageleefd;
2) dat rekening is gehouden met de relevante elementen van de in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1702/2003 vastgestelde operationele gegevens.
c)De exploitant dient registers bij te houden met betrekking tot het bepaalde onder a) en b) gedurende ten minste de duur van de activiteiten waarvoor een specifieke goedkeuring is vereist, of, indien van toepassing, in overeenstemming met bijlage III (deel-ORO).
[…]
De Wijzigingsverordening
Artikel 1
Verordening (EU) nr. 965/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1) Artikel 5, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:
[…]
b. het volgende punt g) wordt toegevoegd:
"g) helikopters voor offshore-vluchtuitvoeringen (HOFO)."
2) Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
a. lid 4 wordt vervangen door:
"4. Onverminderd artikel 5 mogen de lidstaten tot en met 30 juni 2018 een specifieke erkenning blijven eisen en aanvullende eisen blijven stellen voor operationele procedures, apparatuur, kwalificaties van de bemanning en opleiding met betrekking tot commerciële offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, overeenkomstig hun nationale wetgeving. De lidstaten stellen de Commissie en het Agentschap in kennis van de aanvullende eisen voor dergelijke specifieke erkenningen. Deze eisen mogen niet minder restrictief zijn dan die van de bijlagen III en IV."
[…]
Bijlage
De bijlagen I, II, IV, V, VI, VII en VIII bij Verordening (EU) nr. 965/2012 worden als volgt gewijzigd:
[…]
c) het volgende subdeel K wordt toegevoegd:
"Subdeel K
[…]
SPA.HOFO.105 Goedkeuring voor offshore-helikopteroperaties
a) Alvorens vluchtuitvoeringen uit hoofde van dit subdeel te beginnen moet aan de exploitant een specifieke goedkeuring zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit.
b) Om dergelijke goedkeuring te verkrijgen dient de exploitant bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in zoals gespecificeerd in SPA.GEN.105 en toont hij aan dat hij voldoet aan de eisen van dit subdeel.
c) Alvorens vluchten uit te voeren vanuit een andere lidstaat dan de lidstaat die de goedkeuring krachtens a) heeft afgegeven, stelt de exploitant de bevoegde autoriteiten van beide lidstaten op de hoogte van de voorgenomen vluchtuitvoering."
Awb
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
[…]
Besluit vluchtuitvoering
Artikel 2
1. Onze Minister van Infrastructuur en Milieu geeft op aanvraag een AOC, niet zijnde een ROC af indien wordt voldaan aan:
[…]
b. voor vluchten met een helikopter: JAR-OPS 3.
[…]