202006314/2/R1.
Datum beslissing: 27 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Hilversum,
2. [appellant sub 2], wonend te Hilversum,
3. [appellant sub 3], wonend te Hilversum,
en
1. de raad van de gemeente Hilversum,
2. het college van burgemeester en wethouders van Hilversum,
verweerders.
Procesverloop
[appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben beroep ingesteld tegen het besluit van de raad van 7 oktober 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Stationsgebied 2020" en het besluit van het college van 25 augustus 2020 tot vaststelling van hogere waarden ten behoeve van dit plan.
De raad en het college hebben twee gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Awb medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.
Het betreft een memo van 6 april 2020 van het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling waarin de raad wordt geadviseerd geen exploitatieplan vast te stellen en een ontwerpexploitatieplan.
Overwegingen
1. De raad en het college hebben de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de memo en het ontwerpexploitatieplan kennis zal nemen. De memo geeft inzicht in de gemeentelijke overwegingen om geen exploitatieplan vast te stellen. Het openbaren van deze informatie kan volgens de raad en het college de onderhandelingspositie van de gemeente in toekomstige gevallen schaden. Het ontwerpexploitatieplan laat alle ramingen van de aanpassingen van de openbare ruimte zien. Indien deze kostenramingen openbaar zijn voor bijvoorbeeld degenen die een opdracht van de gemeente zouden willen aannemen voor de uitvoering van die werkzaamheden in de openbare ruimte, kan dat volgens de raad en het college nadelige effecten hebben voor de financiële positie van de gemeente bij de aanbesteding van deze werkzaamheden.
2. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3. De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming voor het ontwerpexploitatieplan gerechtvaardigd. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het financiële belang van de gemeente zwaarder dan het belang dat appellanten kennis te nemen van dit stuk. Het ontwerpexploitatieplan bevat financiële gegevens over onder meer de ramingen van de aanpassingen van de openbare ruimte. Indien het ontwerpexploitatieplan openbaar wordt gemaakt, kan dat ertoe leiden dat partijen die een opdracht van de gemeente zouden willen aannemen voor de uitvoering van die werkzaamheden in de openbare ruimte kennis nemen van deze kostenramingen. Zij kunnen dan toerekenen naar het bedrag dat de gemeente zelf heeft geraamd wat financieel nadelig zal zijn voor de gemeente. Appellanten hebben er niet of nauwelijks belang bij om kennis te nemen van het ontwerpexploitatieplan, omdat zij geen beroepsgronden hebben aangevoerd tegen het besluit van de raad om geen exploitatieplan vast te stellen.
4. De Afdeling acht het verzoek tot beperkte kennisneming voor de memo niet gerechtvaardigd. De memo bevat geen financiële gegevens, maar alleen argumenten om in dit geval geen exploitatieplan vast te stellen. De Afdeling acht daarom niet aannemelijk dat openbaarmaking van de memo de onderhandelingspositie van de gemeente in toekomstige gevallen zal schaden.
5. De Afdeling bepaalt dat de memo wordt teruggezonden aan de raad en het college. De Afdeling verzoekt de raad en het college om de memo weer aan de Afdeling en de andere partijen toe sturen.
6. Indien de raad en het college geen gehoor geven aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om de memo toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. wijst het verzoek af wat betreft de memo van 6 april 2020 van het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling;
II. verzoekt de raad binnen 14 dagen na heden de memo van 6 april 2020 van het bureau Metafoor Ruimtelijke Ontwikkeling aan de Afdeling en de andere partijen toe te sturen.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer
w.g. Van Driel Kluit
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2021