ECLI:NL:RVS:2021:876
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling een voorlopige voorziening heeft verzocht. De vreemdeling had eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 7 januari 2021 niet-ontvankelijk was verklaard. De vreemdeling was het niet eens met deze beslissing en had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam. De rechtbank verklaarde het beroep op 19 maart 2021 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.W. Verbaas, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft, na beoordeling van de ingediende stukken en de argumenten van de vreemdeling, besloten om de voorlopige voorziening toe te wijzen. Dit betekent dat de vreemdeling niet kan worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan in het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdeling heeft gemaakt in verband met het verzoek om voorlopige voorziening, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De uitspraak is openbaar gedaan op 23 april 2021 en is vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, met mr. A.K. de Keizer als griffier. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.