201906190/7/R4.
Datum uitspraak: 20 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Kerkdriel, gemeente Maasdriel (hierna gezamenlijk en in enkelvoud: [appellant]),
en
de raad van de gemeente Maasdriel,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 20 april 2021 om 12:45 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.A. Minderhoud voorzitter en rapporteur
Staatsraad mr. G.T.J.M. Jurgens lid
Staatsraad mr. E.J. Daalder lid
griffier: mr. N.I. Breunese-van Goor
Verschenen:
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. S.W. Boot, advocaat te Rotterdam, en de raad, vertegenwoordigd door T.W. Tuenter, A.G. van Liempt, J.A.G. van Kempen en H.J. Veldhuis, is verschenen.
Bij besluit van 26 juni 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2016" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben verschillende appellanten beroep ingesteld. De beroepen tegen dit plan zijn overigens geregistreerd onder zaak nummer 201906190/1/R4. Het beroep van [appellant] is echter administratief afgesplitst en heeft zaaknummer 201906190/7/R4 gekregen.
Het beroep richt zich tegen dit besluit, voor zover daarbij aan het perceel [locatie] in Kerkdriel de bestemming "Agrarisch met waarden" is toegekend.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Daartoe overweegt de Afdeling het volgende.
[appellant] is eigenaar van de woning en omliggende gronden aan de [locatie] in Kerkdriel.
In het bestemmingsplan is aan een deel van zijn perceel de bestemming "Wonen" toegekend. Dit betreft de gronden waarop woonbebouwing en een tennisbaan aanwezig zijn. Ook een deel van de oprijlaan en een deel van de grasvelden rondom de woning liggen binnen het bestemmingsvlak met de woonbestemming.
Aan de rest van het perceel van [appellant] is in het plan de bestemming "Agrarisch met waarden" toegekend. Daarbij gaat het hoofdzakelijk om grasvelden waarop bomen en een vijver aanwezig zijn.
Ook een deel van de oprijlaan ligt op gronden met die bestemming.
Verder is op gronden met die bestemming een zogenoemde 'Finse hut' aanwezig. Dat bouwwerk wordt gebruikt voor de duivenkwekerij op het aangrenzende perceel.
[appellant] vreest dat zijn tuin en het deel van de oprijlaan dat ligt op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden" niet als zodanig zijn bestemd. Het gaat om gebruik ten behoeve van de woonfunctie.
De raad heeft zich bij de vaststelling van het bestemmingsplan op het standpunt gesteld dat het bestaande gebruik op het perceel als zodanig moet worden bestemd. Volgens de raad maakt de bestemmingsregeling van de bestemming "Agrarisch met waarden" de voortzetting van het bestaande gebruik op het perceel mogelijk.
De raad stelt dat de oprijlaan op het perceel is toegestaan op grond van het bepaalde in artikel 4.1 van de planregels. De Afdeling volgt de raad hierin.
De grasvelden ten noordwesten van de woning worden door [appellant] aangeduid als zijn tuin. De raad stelt echter dat het niet gaat om een siertuin, maar dat het grasvelden betreft met daarop verspreide beplanting en een poel/vijver. Volgens de raad staat artikel 4.1 van de planregels niet in de weg aan die inrichting van de gronden.
Ook op dit punt volgt de Afdeling de raad in zijn standpunt.
Gelet op het voorgaande mist het betoog van [appellant] feitelijke grondslag.
mr. E.A. Minderhoud mr. N.I. Breunese-van Goor
voorzitter griffier
208.