ECLI:NL:RVS:2021:820

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
202007044/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de oplegging en verlenging van een huisverbod na melding van huiselijk geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 12 november 2020 het beroep van [appellant] tegen de oplegging en verlenging van een huisverbod ongegrond heeft verklaard. Het huisverbod werd opgelegd door de burgemeester van Geertruidenberg naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld. Het oorspronkelijke huisverbod was voor de duur van tien dagen, maar werd later met achttien dagen verlengd.

[Appellant] is het niet eens met de beslissing van de rechtbank en betoogt dat het besluit tot oplegging van het huisverbod formele gebreken vertoont. Hij stelt dat de burgemeester niet bevoegd was om het huisverbod op te leggen, omdat de hulpofficier van justitie, die het mandaat had gekregen, niet volledig bevoegd was. [Appellant] verwijst naar de Mandaatregeling Geertruidenberg 2017, waaruit zou blijken dat niet alle hulpofficieren een mandaat hebben en dat de hulpofficier in deze zaak niet met de uitvoering van het huisverbod was belast.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak op 21 april 2021 geoordeeld dat het besluit tot oplegging van het huisverbod bevoegd is genomen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een huisverbod op ordentelijke wijze heeft gemandateerd aan de hulpofficier van justitie. De stelling van [appellant] dat de grondslag voor het verlengingsbesluit is komen te vervallen, werd verworpen. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 april 2021.

Uitspraak

202007044/1/A3.
Datum uitspraak: 21 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Geertruidenberg,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 12 november 2020 in zaken nrs. C/02/378826 KG ZA 20-609 en C/02/378828 FA RK 20-5903 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Geertruidenberg.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2020 is een huisverbod voor de duur van tien dagen aan [appellant] opgelegd.
Bij besluit van 30 oktober 2020 heeft de burgemeester het huisverbod met een aansluitende periode van achttien dagen verlengd.
Bij mondelinge uitspraak van 12 november 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen beide besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.       Naar aanleiding van een melding van huiselijk geweld is een huisverbod voor de duur van tien dagen aan [appellant] opgelegd. De burgemeester heeft dit huisverbod daarna met achttien dagen verlengd. [appellant] is het niet eens met de oplegging en verlenging van het huisverbod en heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft zijn beroep ongegrond verklaard.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit tot oplegging van het huisverbod geen formeel gebrek heeft. Hij bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een huisverbod op ordentelijke wijze heeft gemandateerd aan de hulpofficier van justitie. [appellant] voert aan dat niet alle hulpofficieren volgens de Mandaatregeling Geertruidenberg 2017 een mandaat hebben en dat niet is gebleken dat de hulpofficier in deze zaak met de uitvoering van een huisverbod is belast. In het proces-verbaal van ‘bevindingen hovj voor beslissing huisverbod’ van 22 oktober 2020 staat vermeld dat deze hulpofficier slechts ‘gedeeltelijk’ is gemandateerd. Volgens [appellant] is het besluit tot het opleggen van een huisverbod daarom onbevoegd genomen en betekent dit dat ook de grondslag voor het verlengingsbesluit is komen te vervallen.
3.1.    In artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod is bepaald dat de burgemeester voor de bevoegdheid om een tijdelijk huisverbod op te leggen mandaat kan verlenen aan de hulpofficier van justitie. Mandaat is volgens artikel 10:1 van de Awb de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan een besluit te nemen. In het register van de Mandaatregeling Geertruidenberg 2017 staat dat hulpofficieren van justitie die belast zijn met de uitvoering van een huisverbod de bevoegdheid tot het opleggen van een huisverbod hebben. Het besluit tot oplegging van het huisverbod van 22 oktober 2020 is volgens de ondertekening genomen door ‘de burgemeester voornoemd, namens deze, de hulpofficier van justitie [hulpofficier], inspecteur van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant’. Volgens het proces-verbaal ‘bevindingen hovj voor beslissing huisverbod’ van 22 oktober 2020 heeft [hulpofficier] in zijn hoedanigheid van hulpofficier van justitie, na overleg met de burgemeester, het besluit tot oplegging van het huisverbod aan [appellant] uitgereikt. Volgens een door de burgemeester overgelegd overzicht van hulpofficieren van justitie van de Eenheid Zeeland-West-Brabant, is [hulpofficier] sinds 1 januari 2012 opgeleid. Gelet op het vorenstaande kan worden vastgesteld dat [hulpofficier] de functie van hulpofficier van justitie bekleedde en dat hij een hulpofficier is die belast is met de uitvoering van een huisverbod. De enkele omstandigheid dat onderaan het proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2020 staat vermeld dat aan de hulpofficier door de burgemeester ‘gedeeltelijk’ mandaat is verstrekt, betekent niet dat [hulpofficier] geen hulpofficier, belast met de uitvoering van een huisverbod is. De conclusie is dat het besluit van 22 oktober 2020 tot oplegging van het huisverbod bevoegd is genomen. De stelling van [appellant] dat de grondslag voor het verlengingsbesluit is komen te vervallen kan daarom niet worden gevolgd.
Het betoog faalt.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.       De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Herweijer, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2021
640-978
BIJLAGE
Wet tijdelijk huisverbod
Artikel 2
1. De burgemeester kan een huisverbod opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen, behoudens verlenging overeenkomstig artikel 9. […]
Artikel 3
1. De burgemeester kan van de bevoegdheden en taken, bedoeld in artikel 2, eerste, derde, zevende en achtste lid, en artikel 5, eerste lid, mandaat onderscheidenlijk machtiging verlenen aan de hulpofficier van justitie. Artikel 10:9, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
2. De hulpofficier van justitie doet onverwijld mededeling van een door hem opgelegd huisverbod aan de burgemeester.
Artikel 9
1. De burgemeester kan een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet. […]