ECLI:NL:RVS:2021:801

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
15 april 2021
Zaaknummer
202101301/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan voor clubhuis motortourclub BMC in Bredevoort

Op 15 april 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door Stichting Natuur en Milieu Aalten en anderen tegen de raad van de gemeente Aalten. Het geschil betreft het bestemmingsplan "Landelijk gebied, herstelbesluit 2020 BMC", dat de bouw van een clubhuis voor de Bredevoortse Motortoer Club (BMC) mogelijk maakt op een perceel aan de Ganzenpoelendijk in Bredevoort. De Stichting en anderen vrezen dat de komst van het clubhuis het landschap zal aantasten en dat de motoren van de club overlast zullen veroorzaken. Ze hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen om de bouw van het clubhuis te voorkomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 1 april 2021 ter zitting behandeld. De Stichting en anderen hebben aangegeven dat hun belangrijkste belang ligt in het voorkomen van geluidsoverlast van de motoren. BMC heeft echter verklaard dat zij al meer dan zes jaar bezig is met het verkrijgen van een clubhuis en dat zij dit nodig heeft voor haar activiteiten. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het perceel waarop het clubhuis is gepland, naast een provinciale weg ligt, die al gebruikt mag worden voor toertochten. De verzoekers wonen op een behoorlijke afstand van het perceel en het is niet aannemelijk dat zij onaanvaardbare hinder zullen ondervinden van de bouw en het gebruik van het clubhuis.

Na een belangenafweging heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek om een voorlopige voorziening af te wijzen. De raad van de gemeente Aalten hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 april 2021.

Uitspraak

202101301/2/R4.
Datum uitspraak: 15 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
Stichting Natuur en Milieu Aalten, gevestigd te Aalten, en anderen (hierna: de Stichting en anderen),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Aalten (hierna: de raad),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 februari 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Landelijk gebied, herstelbesluit 2020 BMC" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de Stichting en anderen beroep ingesteld. Daarnaast hebben de Stichting en anderen de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 25 februari 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van Aalten (hierna: het college) aan de Bredevoortse Motortoer Club (hierna: BMC) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een clubhuis op een perceel aan de Ganzenpoelendijk in Bredevoort.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 1 april 2021, waar de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], de raad en het college, vertegenwoordigd door B. Witjes en G.H. Scheffer, en BMC, vertegenwoordigd door mr. F.H. Damen, advocaat in Drunen, [gemachtigde C], [gemachtigde D] en [gemachtigde E], zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2.       Het bestemmingsplan maakt een clubhuis voor motortourclub BMC mogelijk op een perceel aan de Ganzenpoelendijk in Bredevoort. Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van het clubhuis. Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning zijn voorbereid met toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro).
3.       De Stichting en anderen verzetten zich tegen de komst van het clubhuis. Zij vrezen dat het clubhuis het landschap zal aantasten en dat de motoren zullen leiden tot overlast. De Stichting en anderen willen voorkomen dat BMC start met de bouw van het clubhuis en hebben de voorzieningenrechter daarom verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Beoordeling verzoek
4.       De Stichting en anderen gaan er van uit dat zij beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het college tot verlening van de omgevingsvergunning. Dat is niet het geval. Gelet op de tekst van de door hen ingediende stukken hebben zij slechts (prematuur) beroep ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan en het besluit van de raad om de gemeentelijke coördinatieregeling van artikel 3.30 van de Wro toe te passen. Daarbij wijst de voorzieningenrechter er ook op dat het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning pas is genomen nadat de Stichting en anderen beroep hadden ingesteld.
Omdat de Stichting en anderen geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning en een schorsing van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan geen gevolgen heeft voor de al verleende omgevingsvergunning, ontbreekt in zoverre spoedeisend belang bij het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening. Zoals ter zitting echter is besproken, zal het verzoek niet om die reden worden afgewezen, maar zal de voorzieningenrechter het verzoek beoordelen aan de hand van een belangenafweging.
5.       Tijdens de zitting hebben de Stichting en anderen desgevraagd te kennen gegeven dat hun belang met name bestaat uit het voorkomen van geluidsoverlast van de motoren. BMC heeft ter zitting verklaard dat zij al meer dan zes jaar bezig is met het krijgen van een clubhuis en dat zij een clubhuis nodig heeft voor haar activiteiten.
6.       Het perceel waarop BMC het clubhuis wil bouwen, ligt naast een provinciale weg. Die weg mag nu al worden gebruikt voor toertochten. De woonwijk waar de verzoekers wonen, ligt aan de andere kant van die weg. De verzoekers wonen op een behoorlijke afstand van het perceel waarop het clubhuis is voorzien. Het is gelet op de afstand tot het clubhuis, de aanwezigheid van de provinciale weg en het gebruik dat nu al is toegestaan niet aannemelijk dat de verzoekers ter hoogte van hun woningen onaanvaardbare hinder zullen ervaren als het clubhuis waarin het plan voorziet wordt gebouwd en in gebruik wordt genomen. De voorzieningenrechter ziet op voorhand ook geen aanleiding voor het oordeel dat dieren die op omliggende percelen worden gehouden onaanvaardbare hinder zullen ervaren. Gelet hierop is de voorzieningenrechter na afweging van alle betrokken belangen van oordeel dat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Daarbij merkt de voorzieningenrechter nog wel op dat zolang de omgevingsvergunning nog niet onherroepelijk is, BMC het clubhuis op eigen risico bouwt.
Conclusie
7.       Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2021
457.