ECLI:NL:RVS:2021:791

Raad van State

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
202004427/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • E. Helder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake bestemmingsplan Klooster van Rilland

In deze zaak gaat het om het verzet van [opposant A] en [opposant B] tegen een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin hun beroep tegen het bestemmingsplan 'Klooster van Rilland' niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak van 2 december 2020 stelde dat [opposant A] en [opposant B] geen objectief en persoonlijk belang hadden bij het besluit van de gemeente Reimerswaal, omdat zij op een afstand van ongeveer 200 meter van het voormalige klooster woonden. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in deze verzetprocedure de vraag beoordeeld of de eerdere uitspraak zonder zitting had kunnen plaatsvinden. De Afdeling concludeert dat er gerede twijfel bestaat over de eerdere beslissing, vooral in het licht van recente jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Hierdoor is het verzet gegrond verklaard, en de eerdere uitspraak is vervallen. De Afdeling zal het onderzoek naar het beroep van [opposant A] en [opposant B] voortzetten. Tevens is besloten dat de proceskosten in de verzetsprocedure vergoed worden.

Uitspraak

202004427/4/R1.
Datum uitspraak: 14 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) van:
[opposant A] en [opposant B], wonend te Rilland, gemeente Reimerswaal,
tegen de uitspraak van de Afdeling van 2 december 2020 in zaak nr. 202004427/3/R1.
Procesverloop
Bij uitspraak van 2 december 2020, in zaak nr. 202004427/3/R1, heeft de Afdeling na vereenvoudigde behandeling het beroep van [opposant A] en [opposant B] tegen het besluit van de raad van de gemeente Reimerswaal van 23 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Klooster van Rilland" niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [opposant A] en [opposant B] verzet gedaan.
Overwegingen
1.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
2.       Verzet, als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb, gaat uitsluitend over de vraag of de Afdeling ten onrechte tot behandeling van de zaak zonder zitting is overgegaan wegens de kennelijke uitkomst van - in dit geval - het beroep van [opposant A] en [opposant B]. Dit betekent dat de beoordeling van de Afdeling in deze verzetprocedure beperkt is tot de vraag of terecht uitspraak is gedaan zonder [opposant A] en [opposant B] op zitting te horen. Indien in verzet argumenten naar voren worden gebracht die in geval van een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, dient te worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat omtrent de uitkomst. Zo ja, dan dient de verzetrechter het verzet gegrond te verklaren zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.
3.       In de uitspraak waarvan verzet, heeft de Afdeling het beroep van [opposant A] en [opposant B] niet-ontvankelijk verklaard omdat niet is gebleken van een objectief en persoonlijk belang van hen dat rechtstreeks door het besluit wordt geraakt. [opposant A] en [opposant B] hebben volgens die uitspraak geen feiten of omstandigheden aangevoerd in verband waarmee moet worden geoordeeld dat zij ondanks de afstand van ongeveer 200 meter van hun woning aan de [locatie] in Rilland tot het voormalige klooster aan de Hoofdweg 60 in Rilland belanghebbenden zijn bij het besluit van 23 juni 2020.
4.       De Afdeling stelt vast dat in dit geval uit de toepasselijke  wettelijke regelingen voortvloeit dat een ieder een zienswijze naar voren kan brengen over het ontwerpplan, terwijl vervolgens alleen een belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb beroep kan instellen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Ingevolge artikel 3.8, eerste lid, aanhef en onder d, van Wet ruimtelijke ordening heeft immers een ieder de mogelijkheid een zienswijze naar voren te brengen over het ontwerpplan, terwijl ingevolge artikel 8:1 van de Awb alleen een belanghebbende beroep kan instellen tegen het besluit.
5.       Vast staat dat [opposant A] en [opposant B] binnen de daarvoor geldende termijn een zienswijze naar voren hebben gebracht over het ontwerp van het bestemmingsplan "Klooster van Rilland". Gelet op deze omstandigheid bestaat bij de Afdeling, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:7 (Stichting Varkens in Nood), gerede twijfel of de Afdeling in de uitspraak waarvan verzet het beroep van [opposant A] en De Koning terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6.       Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het beroep van [opposant A] en [opposant B] ten onrechte met toepassing van artikel 8:54 van de Awb vereenvoudigd is afgedaan.
7.       Het verzet is gegrond, waaruit volgt dat de uitspraak van 2 december 2020 is vervallen. De Afdeling zal het onderzoek voortzetten in de stand waarin het zich bevond. Nu het verzet gegrond is, bestaat er, gelet op artikel 8:55, vierde lid, van de Awb, geen aanleiding om [opposant A] en [opposant B] op hun verzet te horen.
8.       De Afdeling zal de proceskosten van [opposant A] en [opposant B] in de verzetsprocedure vergoeden. In de uitspraak op het beroep van [opposant A] en [opposant B] zal worden beslist over vergoeding van de proceskosten in de beroepsprocedure en het betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het verzet gegrond;
II.       bepaalt dat de griffier de bij [opposant A] en [opposant B] in verband met de behandeling van het verzet opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 267,00 (zegge: tweehonderdzevenenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. E. Helder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Klingers, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 14 april 2021
341-209.
BIJLAGE
ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Titel 1.1 Definities en reikwijdte
Artikel 1:2
1. Onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
[…]
Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen over de wijze van procederen bij de bestuursrechter
Titel 8.1 Algemene bepalingen over het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.1.1 Bevoegdheid
Artikel 8:1
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Titel 8.2 Behandeling van het beroep in eerste aanleg
Afdeling 8.2.4 Vereenvoudigde behandeling
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
Artikel 8:55
1. Tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan verzet doen bij de bestuursrechter.
[…]
4. Alvorens uitspraak te doen op het verzet, stelt de bestuursrechter de indiener van het verzetschrift die daarom heeft gevraagd, in de gelegenheid op een zitting te worden gehoord, tenzij hij van oordeel is dat het verzet gegrond is. In andere gevallen kan de bestuursrechter de indiener in de gelegenheid stellen op een zitting te worden gehoord.
[…]
WET RUIMTELIJKE ORDENING
Hoofdstuk 3 Bestemmings- en inpassingsplannen
Afdeling 3.2 Bepalingen omtrent de procedure van het bestemmingsplan
Artikel 3.8
1. Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met dien verstande dat:
[…]
d. door een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp bij de gemeenteraad naar voren kunnen worden gebracht;
[…]