ECLI:NL:RVS:2021:754
Raad van State
- Verschoning
- Rechtspraak.nl
Verzoek om verschoning van staatsraad Daalder in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft staatsraad E.J. Daalder, lid van de meervoudige kamer, op 6 april 2021 ter zitting een verzoek ingediend om zich te mogen verschonen in de behandeling van zaak nr. 202101594/3/R1. Dit verzoek om verschoning is gedaan naar aanleiding van een wrakingsverzoek dat op dezelfde datum is behandeld in zaak nr. 202101594/2/R1. Daalder heeft aangegeven dat hij betrokken was als advocaat van de Nederlandse regering in een eerdere procedure die heeft geleid tot een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 6 mei 2003, waarin de verzoeker om wraking en zijn echtgenote partij waren. Om elke schijn van vooringenomenheid te vermijden, heeft Daalder verzocht zich te mogen verschonen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om verschoning beoordeeld en geconcludeerd dat de motivering van Daalder gerechtvaardigd is. De Afdeling heeft besloten het verzoek toe te wijzen, waarmee Daalder zich mag terugtrekken uit de behandeling van de zaak. De beslissing is genomen op 8 april 2021 en is vastgesteld door de voorzitter R. Uylenburg en de leden C.H.M. van Altena en C.M. Wissels, in aanwezigheid van griffier M.V.T.K. Oei. De voorzitter en de griffier waren verhinderd de uitspraak te ondertekenen, maar de uitspraak is in het openbaar gedaan.