ECLI:NL:RVS:2021:754

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
202101594/4/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verschoning van staatsraad Daalder in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft staatsraad E.J. Daalder, lid van de meervoudige kamer, op 6 april 2021 ter zitting een verzoek ingediend om zich te mogen verschonen in de behandeling van zaak nr. 202101594/3/R1. Dit verzoek om verschoning is gedaan naar aanleiding van een wrakingsverzoek dat op dezelfde datum is behandeld in zaak nr. 202101594/2/R1. Daalder heeft aangegeven dat hij betrokken was als advocaat van de Nederlandse regering in een eerdere procedure die heeft geleid tot een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 6 mei 2003, waarin de verzoeker om wraking en zijn echtgenote partij waren. Om elke schijn van vooringenomenheid te vermijden, heeft Daalder verzocht zich te mogen verschonen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek om verschoning beoordeeld en geconcludeerd dat de motivering van Daalder gerechtvaardigd is. De Afdeling heeft besloten het verzoek toe te wijzen, waarmee Daalder zich mag terugtrekken uit de behandeling van de zaak. De beslissing is genomen op 8 april 2021 en is vastgesteld door de voorzitter R. Uylenburg en de leden C.H.M. van Altena en C.M. Wissels, in aanwezigheid van griffier M.V.T.K. Oei. De voorzitter en de griffier waren verhinderd de uitspraak te ondertekenen, maar de uitspraak is in het openbaar gedaan.

Uitspraak

202101594/4/R1.
Datum beslissing: 8 april 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op het verzoek om verschoning (ex artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) van:
mr. E.J. Daalder (hierna: staatsraad Daalder)
Procesverloop
Staatsraad Daalder heeft, als lid van de meervoudige kamer belast met de behandeling van zaak nr. 202101594/3/R1, die op 6 april 2021 ter zitting is behandeld, het verzoek gedaan zich te mogen verschonen ten aanzien van deze zaak. Deze zaak betreft een wrakingsverzoek in zaak nr. 202101594/2/R1, die eveneens op 6 april 2021 ter zitting is behandeld.
Overwegingen
1.       Ingevolge artikel 8:19, eerste lid, van de Awb kan op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 elk van de rechters die een zaak behandelen, verzoeken zich te mogen verschonen.
Ingevolge artikel 8:15 kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.       Staatsraad Daalder heeft te kennen gegeven dat hem na de behandeling ter zitting van zaak nr. 202101594/3/R1 is gebleken dat de verzoeker om wraking en zijn echtgenote partij zijn geweest in de procedure die heeft geleid tot het arrest van het EHRM van 6 mei 2003, Kleyn e.a. tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2003:0506JUD003934398. Staatsraad Daalder heeft in die zaak als advocaat mede de Nederlandse regering vertegenwoordigd. De indiener van het wrakingsverzoek heeft ter toelichting op zijn verzoek een beroep op dit arrest gedaan. Om iedere schijn van vooringenomenheid bij de behandeling van de zaak te voorkomen, heeft staatsraad Daalder verzocht zich te mogen verschonen.
3.       Gezien deze motivering acht de Afdeling de inwilliging van het verzoek gerechtvaardigd.
4.       Het verzoek wordt toegewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. C.H.M. van Altena en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.V.T.K. Oei, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2021
670.