ECLI:NL:RVS:2021:73

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
202007005/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • H. Troostwijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met verzoek om niet-uitzetting en proceskostenvergoeding

Op 15 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen, die om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden verzocht, niet-ontvankelijk waren verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdelingen, waaronder minderjarige kinderen, hadden tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld en verzochten de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Ze vroegen om niet te worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken van de vreemdelingen in overweging genomen en besloten dat zij niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Dit besluit is gebaseerd op eerdere jurisprudentie en de noodzaak om de rechten van de vreemdelingen te waarborgen tijdens de rechtsgang. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in asielprocedures en de rol van de voorzieningenrechter in het waarborgen van deze bescherming. De uitspraak is openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 15 januari 2021, en is geregistreerd onder het zaaknummer 202007005/2/V3.

Uitspraak

202007005/2/V3.
Datum uitspraak: 15 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3], mede voor haar minderjarige kinderen,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 18 december 2020 in zaken nrs. NL20.15794, NL20.15796 en NL20.15798 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 13 augustus 2020 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 18 december 2020 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.    De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.    Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.    De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet voordat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Troostwijk    w.g. Van Laar
voorzieningenrechter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2021
373-962.