ECLI:NL:RVS:2021:72

Raad van State

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
15 januari 2021
Zaaknummer
202006219/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan 'Zeebuurt - De Harder 2020'

Op 1 oktober 2020 heeft de raad van de gemeente Harderwijk het bestemmingsplan 'Zeebuurt - De Harder 2020' vastgesteld. Bouwmarkt Harderwijk en Bouwmarkt Harderwijk II, beide eigendom van [appellante], hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verzocht om het bestemmingsplan te schorsen. Dit verzoek is gedaan om te voorkomen dat de bouwmarkt Praxis zou verhuizen van de Verkeersweg 3 naar het plangebied, wat zou kunnen leiden tot de vestiging van een extra bouwmarkt in Harderwijk. De voorzieningenrechter heeft op 15 januari 2021 uitspraak gedaan en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek niet spoedeisend was en dat er geen onomkeerbare gevolgen zouden optreden als het bestemmingsplan zou worden uitgevoerd. De voorzieningenrechter merkte op dat een gebruikswijziging doorgaans geen reden voor schorsing vormt, tenzij er feitelijk onomkeerbare gevolgen zijn. In dit geval was niet aannemelijk gemaakt dat het omzetverlies voor Gamma en Karwei tot onomkeerbare gevolgen zou leiden. De voorzieningenrechter heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

202006219/2/R4.
Datum uitspraak: 15 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[appellante] en Bouwmarkt Harderwijk B.V., beide gevestigd te Ermelo, en Bouwmarkt Harderwijk II B.V., gevestigd te Harderwijk (hierna samen: [appellante] e.a.),
verzoekers,
en
de raad van de gemeente Harderwijk,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 1 oktober 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Zeebuurt - De Harder 2020" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [appellante] e.a. beroep ingesteld.
[appellante] e.a. hebben de voorzieningenrechter binnen de beroepstermijn verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[appellante] e.a. hebben nadere stukken ingediend.
BRE Harderwijk B.V. heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 januari 2021, waar [appellante] e.a., vertegenwoordigd door [directeur], vergezeld door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. A. de Snoo en mr. E. Haverkamp, advocaten te Amsterdam, de raad, vertegenwoordigd door W.R.H. van Santen-Buma, M. den Braven en M.H. Exterkate, BRE Harderwijk, vertegenwoordigd door L.J. Gerritsen, advocaat te Nijmegen, vergezeld door [gemachtigde B], projectontwikkelaar bij BRE Harderwijk, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. Het plangebied is een centraal in Harderwijk gelegen herontwikkelingslocatie waarin onder meer een winkelcentrum wordt gerealiseerd door BRE Harderwijk op grond van een omgevingsvergunning die met toepassing van het vorige bestemmingsplan is verleend. Fase 1 van de bouw is al gereed. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het winkelcentrum de bestemming "Gemengd" en ingevolge de planregels is binnen deze bestemming ruimte voor één bouwmarkt. Dat binnen deze bestemming ruimte is voor één bouwmarkt is een gebruikswijziging ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Bouwmarkt Praxis, thans gehuisvest aan de Verkeersweg 3 in Harderwijk, wil zo spoedig mogelijk haar deuren openen in een in fase 1 gerealiseerde winkelruimte.
3. Bouwmarkt Harderwijk exploiteert een Gamma bouwmarkt aan de Deventerweg 3 in Harderwijk. Bouwmarkt Harderwijk II exploiteert een Karwei bouwmarkt aan de Zuiderbreedte 17 in Harderwijk. [appellante] is eigenaar van de panden waarin de Gamma en Karwei zijn gevestigd en is naar gesteld mede-eigenaar van Bouwmarkt Harderwijk en Bouwmarkt Harderwijk II. In Harderwijk zijn thans drie bouwmarkten gevestigd, te weten een Gamma, een Karwei en een Praxis.
4. [ appellante] e.a. hebben de voorzieningenrechter van de Afdeling verzocht het bestemmingsplan te schorsen. [appellante] e.a. hebben ter zitting van de voorzieningenrechter toegelicht dat zij met dit verzoek willen voorkomen dat Praxis hangende de bodemprocedure verhuist van de Verkeersweg 3 naar het plangebied, omdat dan de mogelijkheid bestaat dat een andere bouwmarkt zich aan de Verkeersweg 3 zal vestigen. In dat geval zouden niet drie, maar vier bouwmarkten in Harderwijk zijn gevestigd, wat voor [appellante] e.a. tot onomkeerbare gevolgen zou leiden, aldus [appellante] e.a.
5. Het verzoek van [appellante] e.a. spitst zich toe op de in het bestemmingsplan vervatte planregel op grond waarvan, anders dan in het vorige bestemmingsplan, in een bestaand gebouw in het winkelcentrum een bouwmarkt wordt toegestaan. Zoals de voorzieningenrechter van de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 23 februari 2015, ECLI:NL:RVS:2015:672), vormt een gebruikswijziging doorgaans geen reden voor schorsing van de planregel waarin die wijziging is vervat, omdat, indien in de bodemprocedure het bestreden besluit in zoverre wordt vernietigd, het nieuwe gebruik moet worden gestaakt. Hierdoor leidt wijziging van het bij recht toegestane gebruik uit juridisch oogpunt niet tot een onomkeerbare situatie. Dit is slechts anders indien een gebruikswijziging van bestaande bebouwing gepaard gaat met feitelijk onomkeerbare gevolgen. Hoewel de voorzieningenrechter het niet uitsluit dat Gamma en Karwei hangende de bodemprocedure omzetverlies zullen lijden, indien Praxis naar het plangebied verhuist en indien een andere bouwmarkt zich voorafgaand aan een uitspraak in de bodemprocedure aan de Verkeersweg 3 zal vestigen, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat dit omzetverlies tot feitelijk onomkeerbare gevolgen zal leiden. Dit betekent dat, nu ook niet is gebleken van andere argumenten voor het aannemen van een spoedeisend belang, met het verzoek om voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.J.C. Robben, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2021
610.