ECLI:NL:RVS:2021:679

Raad van State

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
31 maart 2021
Zaaknummer
202000676/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake aanwijzingsbesluit minicontainers gemeente Alkmaar

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 maart 2021 uitspraak gedaan over het beroep van appellanten, wonend te De Rijp, tegen het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar. De zaak betreft een aanwijzingsbesluit voor het plaatsen van minicontainers voor de inzameling van huishoudelijk afval. In een eerdere tussenuitspraak van 2 december 2020 werd het college opgedragen om het gebrek in het besluit van 17 december 2019 te herstellen, waarbij de locatie Julianalaan 06_ZL als aanbiedlocatie was aangewezen. Het college heeft op 23 februari 2021 een nieuw besluit genomen, waarin de alternatieve locatie, voorgesteld door appellanten, is goedgekeurd en aangewezen als aanbiedlocatie.

De Afdeling heeft overwogen dat het college in het eerdere besluit niet voldoende had gemotiveerd waarom de locatie Julianalaan 06_ZL geschikt was. In het nieuwe besluit heeft het college de alternatieve locatie goedgekeurd, waardoor het eerdere besluit is ingetrokken. Appellanten hebben aangegeven zich met het nieuwe besluit te kunnen verenigen, waardoor er geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroep tegen het eerdere besluit. De Afdeling heeft het beroep van appellanten tegen het besluit van 17 december 2019 niet-ontvankelijk verklaard en het college gelast om het door appellanten betaalde griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

202000676/2/R1.
Datum uitspraak: 31 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar,
verweerder.
Procesverloop
Bij tussenuitspraak van 2 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2878, heeft de Afdeling het college opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van die uitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van 17 december 2019, voor zover het college daarin de locatie Julianalaan 06_ZL heeft aangewezen als aanbiedlocatie voor het plaatsen van minicontainers ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval ten behoeve van onder andere de woningen op de percelen Julianalaan [nummers] te Graft-De Rijp, te herstellen. De tussenuitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 23 februari 2021 heeft het college een nieuw aanwijzingsbesluit genomen om het gebrek in de tussenuitspraak te herstellen.
[appellanten] zijn in de gelegenheid gesteld hierover een zienswijze naar voren te brengen. Zij hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Tussenuitspraak
1.       De Afdeling heeft onder 4.3 van de tussenuitspraak overwogen dat het college in het besluit van 17 december 2019 niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de locatie Julianalaan 06_ZL geschikt is als aanbiedlocatie voor het plaatsen van minicontainers.
2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling het college opgedragen om met inachtneming van overweging 4.3 het gebrek in het besluit van 17 december 2019, voor zover het college daarin de locatie Julianalaan 06_ZL heeft aangewezen als aanbiedlocatie voor minicontainers, te herstellen door alsnog toereikend te motiveren dat de gekozen locatie hier geschikt voor is en dat de alternatieve locatie die [appellanten] hebben voorgesteld minder geschikt is, dan wel in de plaats daarvan een ander besluit te nemen en dat op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mee te delen.
Het besluit van 23 februari 2021
3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het college bij besluit van 23 februari 2021 een nieuw gewijzigd aanwijzingsbesluit genomen. De wijziging ziet alleen op aanbiedlocatie Julianalaan 06_ZL. Het college heeft in het nieuwe besluit de alternatieve locatie zoals voorgesteld door [appellanten] na een nadere afweging geschikt geacht en deze aangewezen als aanbiedlocatie voor de minicontainers. Dit betekent dat de nieuwe aanbiedlocatie zich nu aan de zijkant van de woningen aan de Julianalaan [nummer] bevindt. Het college heeft bij het besluit van 23 februari 2021 ook het aanwijzingsbesluit van 27 augustus 2019 (lees: 17 december 2019) voor zover dat betrekking heeft op de aanbiedplaats locatie Julianalaan 06_ZL ingetrokken.
4.       Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het bezwaar of beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
5.       [appellanten] hebben in hun zienswijze te kennen gegeven dat zij zich met het besluit van 23 februari 2021 kunnen verenigen. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ontstaan waarop nog moet worden beslist.
Conclusie
6.       Nu het college het aanwijzingsbesluit van 27 augustus 2019 (lees: 17 december 2019) voor zover dat betrekking heeft op de aanbiedlocatie Julianalaan 06_ZL heeft ingetrokken, omdat het de alternatieve locatie zoals voorgesteld door [appellanten] geschikt acht en deze heeft aangewezen als aanbiedlocatie voor de minicontainers, vervalt de grondslag van het beroep van [appellanten] tegen het besluit van 17 december 2019. Dit betekent dat geen belang meer bestaat bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep van [appellanten] tegen dit besluit.
7.       Het beroep tegen het besluit van 17 december 2019 is niet-ontvankelijk.
8.       Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken. Een redelijke toepassing van artikel 8:74, tweede lid, van Awb brengt met zich dat het college wordt veroordeeld tot vergoeding van voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
II.       gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 31 maart 2021
414-966.