ECLI:NL:RVS:2021:640

Raad van State

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
24 maart 2021
Zaaknummer
202002122/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging geslachtsnaam op grond van onvoldoende onderscheidend vermogen

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om wijziging van zijn geslachtsnaam. De minister voor Rechtsbescherming had op 15 mei 2019 de aanvraag van [appellant] om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [appellant] [naam 1] afgewezen. [appellant] stelde dat het laatste gedeelte van zijn naam, '[naam 1]', was weggevallen bij zijn naturalisatie op 4 juni 2015, en dat hij hierdoor problemen ondervond in zijn maatschappelijk functioneren, zoals geweigerde toegang tot Turkije en problemen met online bestellingen.

De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van [appellant] gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. In hoger beroep betoogde [appellant] dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij niet in aanmerking kwam voor een geslachtsnaamswijziging, omdat zijn naam zo veelvuldig voorkomt dat deze onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. De Afdeling heeft de zaak behandeld op 9 november 2020, waarbij partijen de gelegenheid kregen om nadere stukken in te dienen.

De Afdeling oordeelde dat de minister zich terecht op het standpunt had gesteld dat [appellant] niet in aanmerking kwam voor de verzochte wijziging. De Afdeling bevestigde dat de geslachtsnaam van een persoon op verzoek kan worden gewijzigd indien deze zo veelvuldig voorkomt dat deze onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. [appellant] was er echter niet in geslaagd voldoende te onderbouwen dat zijn geslachtsnaam aan deze voorwaarde voldeed. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van [appellant] werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

202002122/1/A3.
Datum uitspraak: 24 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2020 in zaak nr. 19/2122 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister voor Rechtsbescherming.
Procesverloop
Bij besluit van 15 mei 2019 heeft de minister een aanvraag van [appellant] om zijn geslachtsnaam te wijzigen afgewezen.
Bij besluit van 24 juli 2019 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 februari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juli 2019 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2020, waar [appellant], bijgestaan door mr. R. Akkaya, advocaat te Helmond, en de minister, vertegenwoordigd door mr. J. den Ouden, zijn verschenen.
Ter zitting heeft de Afdeling [appellant] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken nadere stukken in te dienen waarna de minister daarop binnen twee weken diende te reageren. Partijen hebben de Afdeling toestemming gegeven om zonder nadere zitting uitspraak te doen in de zaak.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De minister heeft daarop zijn zienswijze naar voren gebracht.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] heeft de minister verzocht om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [appellant] [naam 1]. Volgens [appellant] is het laatste gedeelte van zijn volledige naam ‘[naam 1]’ weggevallen bij zijn naturalisatie op 4 juni 2015. Met zijn huidige naam ondervindt [appellant] problemen en hij stelt dat hij hierdoor ernstig wordt belemmerd in zijn maatschappelijk functioneren. Als voorbeelden heeft [appellant] erop gewezen dat hem de toegang tot Turkije is geweigerd omdat zijn naam ongeloofwaardig voorkwam en bestellingen die hij online plaatst niet of verlaat worden geleverd omdat zijn naam op een zwarte lijst staat.
Aangevallen uitspraak
2.       De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de minister de aanvraag van [appellant] ten onrechte had aangemerkt als een aanvraag op grond van code B9 uit de Folder Naamswijziging. [appellant] had als type van de aanvraag code B11 aangekruist. De rechtbank heeft de rechtsgevolgen van het besluit van 24 juli 2019 vervolgens in stand gelaten. Daartoe heeft zij overwogen dat artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging niet van toepassing is omdat volgens de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (hierna: Handleiding) het bij naturalisatie niet is toegestaan om een dubbele of samengestelde achternaam te kiezen. De enkele achternaam is daardoor te verklaren. [appellant] heeft verder niet betwist dat de dubbele geslachtsnaam niet voorkomt in de Burgerlijke Stand en dat hij niet beschikt over een stamboomoverzicht, aldus de rechtbank.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet in aanmerking komt voor een geslachtsnaamswijziging. Daartoe voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat artikel 1, onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging in zijn geval van toepassing is, omdat zijn naam zo veelvuldig voorkomt dat deze onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Hierdoor heeft hij allerlei problemen ondervonden.
Wanneer wijziging in de geslachtsnaam [appellant] [naam 1] niet toegestaan is, zou hij met alleen [naam 1] of [naam 2] ook akkoord gaan, aldus [appellant].
Beoordeling
4.       In artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging is bepaald dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt gewijzigd, indien de naam zo veelvuldig voorkomt dat de naam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft.
5.       In de Handleiding staat dat een persoon naar Nederlands recht in beginsel één geslachtsnaam en één of meerdere voornamen draagt. Bij naturalisatie zal vaststelling van de namen moeten plaatsvinden. Bij een namenreeks moet een enkelvoudige geslachtsnaam worden vastgesteld. Met uitzondering van voorvoegsels en achtervoegsels is een dubbele of samengestelde geslachtsnaam niet toegestaan. Wanneer een persoon geen enkelvoudige geslachtsnaam kiest, wordt een verzoek om naturalisatie afgewezen.
6.       In beginsel heeft een persoon naar Nederlands recht dus één geslachtsnaam. Zoals omschreven onder B11 van de Folder is er een uitzondering gemaakt voor gevallen waarin een aanvrager wenst aan zijn huidige geslachtsnaam een naam toe te voegen en zijn voorouders die dubbele naam voerden. De rechtbank heeft in dit kader overwogen dat die uitzondering in dit geval niet opgaat, omdat aan de voorwaarden die hiervoor gelden, niet is voldaan. Dit is in hoger beroep niet in geschil. Het hoger beroep van [appellant] richt zich op de vraag of de minister zijn aanvraag om geslachtsnaamswijziging had moeten inwilligen omdat zijn geslachtsnaam zo veelvuldig voorkomt dat de naam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft.
7.       [appellant] heeft in de aanvraag de minister verzocht om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [appellant] [naam 1]. ‘[…]’ is een voorvoegsel en wordt om die reden niet meegenomen in de beantwoording van de vraag of sprake is van een dubbele geslachtsnaam. Dan resteren twee namen, te weten [appellant] en [naam 2], wat indruist tegen wat is overwogen onder 5 en 6. Zoals overwogen draagt een persoon naar Nederlands recht in beginsel één geslachtsnaam en een of meerdere voornamen en wordt hier alleen onder strikte voorwaarden van afgeweken. De rechtbank heeft dan ook terecht het beroep op deze wijze beoordeeld.
8.       In het kader van definitieve geschilbeslechting en in overleg met partijen ter zitting is in hoger beroep de mogelijkheid tot wijziging in de geslachtsnaam [naam 1] besproken. Hiervoor is van belang dat eerst komt vast te staan dat zijn huidige naam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. [appellant] heeft in verband hiermee tot vier weken na de zitting de gelegenheid gekregen om zijn standpunt op dit punt nader te onderbouwen. Verder is afgesproken dat de minister zal reageren op de onderbouwing waarna uitspraak zal worden gedaan, tenzij dit verzoek zou worden ingewilligd. Bij brief van 7 december 2020 heeft [appellant] een nadere motivering ingediend. Bij brief van 18 januari 2021 heeft de minister daarop gereageerd. De minister heeft het verzoek niet ingewilligd zodat de Afdeling is overgegaan tot het doen van een uitspraak.
De nadere motivering van [appellant] die is gegeven na de zitting leidt niet tot het oordeel dat zijn huidige geslachtsnaam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. [appellant] stelt in zijn motivering dat de Afdeling ter zitting heeft opgemerkt dat de combinatie van de voornaam en geslachtsnaam hier tot onvoldoende onderscheidend vermogen leidt. De voorzitter heeft [appellant] echter nadrukkelijk gevraagd om nader te motiveren dat de geslachtsnaam [appellant] onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit geslachtsnaamswijziging biedt alleen de mogelijkheid dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt gewijzigd, indien de naam zo veelvuldig voorkomt dat de naam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. [appellant] is er niet in geslaagd voldoende te onderbouwen dat de geslachtsnaam [appellant] zo veelvuldig voorkomt. De motivering van [appellant] ziet voor een groot deel op het voorkomen van de naam [voornaam]. [voornaam] is echter zijn voornaam en niet zijn geslachtsnaam. Wat betreft de geslachtsnaam [appellant] heeft [appellant] met het ingebrachte gemotiveerd dat die naam in 2007 1956 keer voorkwam. Dit zijn gegevens van het Meertens Instituut waar de minister ook van is uitgegaan. De minister heeft in dit kader ook gesteld dat hij als intern beleid hanteert dat een naam veelvoorkomend is als deze in Nederland meer dan negentienduizend keer voorkomt. [appellant] wijst op de immigratie van de afgelopen jaren die zou maken dat de naam nu vaker voorkomt, maar heeft dit standpunt niet gemotiveerd. De enkele verwijzing naar een artikel uit de Gelderlander is daarvoor onvoldoende. Het lag op de weg van [appellant] om aan te tonen dat zijn geslachtsnaam zo veelvuldig voorkomt dat de naam onvoldoende onderscheidend vermogen heeft. Daarin is hij niet geslaagd.
9.       Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat [appellant] niet in aanmerking komt voor de verzochte geslachtsnaamswijziging.
Conclusie
10.     Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd, voor zover aangevallen.
11.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 maart 2021
317-898.