ECLI:NL:RVS:2021:600
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing uitzetting door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 18 maart 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De vreemdeling had op 10 oktober 2019 een aanvraag ingediend om te bepalen dat zijn uitzetting achterwege blijft, welke aanvraag door de staatssecretaris was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 15 november 2019 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 28 september 2020 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
De vreemdeling heeft hierop hoger beroep ingesteld, maar dit hogerberoepschrift is pas na de wettelijke termijn van 30 oktober 2020 bij de Raad van State ingediend. De vreemdeling heeft geen redenen aangevoerd om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, waardoor de Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. N. Tibold, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 maart 2021.