202003472/2/R2 en 202004196/2/R2.
Datum uitspraak: 16 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in de gedingen tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1], wonend te Vught,
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], beiden wonend te Vught,
3. [verzoekster sub 3A] en anderen, allen gevestigd te Vught,
4. [verzoeker sub 4A] en In 't Groene Woud B.V., gevestigd te Vught,
5. [verzoeker sub 5] en anderen, allen wonend te Vught,
6. Stichting Comité N 65 Ondergronds Helvoirt, gevestigd te Helvoirt, gemeente Vught,
7. Houdstermaatschappij Reuzer III B.V. en Tankstation Helvoirt B.V., respectievelijk gevestigd te Bruchem, gemeente Zaltbommel en Helvoirt, gemeente Vught,
verzoekers,
en
de raden van de gemeenten Haaren (nu: Vught) en Vught,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2020 heeft de raad van de gemeente Vught het bestemmingsplan "N65 Vught" (hierna: besluit 1) vastgesteld.
Bij besluit van 2 juli 2020 heeft de raad van de gemeente Haaren (voor dit besluit nu de gemeenteraad van Vught) het bestemmingsplan "N65 Helvoirt 2020" (hierna: besluit 2) vastgesteld.
Tegen besluit 1 hebben onder meer [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], [verzoekster sub 3A] en anderen, [verzoeker sub 4A] en In 't Groene Woud B.V. en [verzoeker sub 5] en anderen beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaak is bij de Afdeling in behandeling onder zaak nr. 202003472/2/R2.
Tegen besluit 2 hebben onder meer de stichting Comité N65 Ondergronds Helvoirt (hierna: de stichting) en de Houdstermaatschappij Reuzer III B.V. en Tankstation Helvoirt B.V. beroep ingesteld. Zij hebben tevens de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Deze zaak is bij de Afdeling in behandeling onder zaak nr. 202004196/2/R2.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken tegelijkertijd ter zitting behandeld op 2 maart 2021, welke behandeling per livestream kon worden gevolgd. Voor de behandeling van zaak nr. 202003472/2/R2 zijn ter zitting verschenen [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A], bijgestaan door [gemachtigde A], vergezeld door M. van Kelegom, deskundige, [verzoekster sub 3A] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde C], bijgestaan door [gemachtigde C], In ’t Groene Woud B.V., vertegenwoordigd door [verzoeker sub 4A], en [verzoeker sub 4A], beiden bijgestaan door [gemachtigde C], [verzoeker sub 5] en anderen, vertegenwoordigd door [verzoeker sub 5], bijgestaan door mr. A. Posset, advocaat te ’s-Hertogenbosch, vergezeld door J. Haveman, deskundige. Verder is verschenen de raad van de gemeente Vught, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers en mr. J.S. Kramer, beiden advocaat te ‘s-Gravenhage, vergezeld door mr. R. Randewijk en R. Papavoine.
Voor de behandeling van zaak nr. 202004196/2/R2 zijn verschenen de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde D] en [gemachtigde E], houdstermaatschappij Reuzer III B.V. en Tankstation Helvoirt B.V. (hierna tezamen en in enkelvoud: Tankstation Helvoirt), vertegenwoordigd door [gemachtigde F], bijgestaan door mr. I.P.A. van Heijst, advocaat te Rozendaal, en de raad van de gemeente Haaren (nu: Vught), vertegenwoordigd door mr. E.C.M. Schippers en mr. J.S. Kramer, beiden advocaat te Den Haag, vergezeld door mr. R. Randewijk en R. Papavoine. De twee gemeenteraden worden hierna aangeduid als de raad.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Spoedeisendheid
2. De raad heeft zich in beide zaken op het standpunt gesteld dat de voor het treffen van een voorlopige voorziening vereiste onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht zich niet voordoet. De raad heeft dit standpunt uiteengezet in de aan de Afdeling gerichte brief van 25 februari 2021, waarin is vermeld dat volgens de planning eerst met het ten uitvoer brengen van de bestemmingsplannen zal worden gestart op zijn vroegst eind 2021. De raad heeft daarnaast in de beide zaken ter zitting toegezegd bereid te zijn zo nodig nog langer te wachten met de uitvoering, totdat de Afdeling uitspraak zal hebben gedaan in de beide hoofdzaken.
3. Gelet op de genoemde brief en de toezegging van de raad ter zitting gaat de voorzieningenrechter er van uit dat met de feitelijke werkzaamheden niet eerder zal worden begonnen dan dat de Afdeling uitspraak in de hoofdzaken zal hebben gedaan. De voorzieningenrechter verwacht dat in 2021 uitspraak in de hoofdzaken zal worden gedaan.
De voorzieningenrechter ziet gelet daarop, vanwege het ontbreken van onverwijlde spoed, geen reden om de besluiten tot vaststelling van de bestemmingsplannen te schorsen.
4. Niettemin is, met instemming van partijen, de zitting benut om met partijen te verkennen welke problemen zich volgens verzoekers bij uitvoering van het project zullen of zouden kunnen voordoen, of daarvoor oplossingen kunnen worden gezocht en zo ja, in welke richting. De voorzieningenrechter zal de raad enkele naar zijn voorlopig oordeel aanwezige aandachtspunten voor nadere besluitvorming meegeven. Ter zitting zijn ook onderdelen van de besluitvorming aan de orde gesteld die volgens sommige verzoekers zodanige gebreken vertonen dat het project hoe dan ook niet zou mogen doorgaan. Daarop zal alleen in de uitspraak in de hoofdzaken worden ingegaan.
De bestreden besluiten
5. Volgens de toelichting van beide bestemmingsplannen staat op de A65/N65, de rijksweg tussen Tilburg en Den Bosch, de verkeersveiligheid onder druk door een toenemende verkeersintensiteit. De N65 zorgt volgens de raad met zijn vele gelijkvloerse kruisingen en directe erfaansluitingen daarnaast voor problemen op het punt van barrièrewerking, oversteekbaarheid, doorstroming en leefbaarheid.
De twee bestemmingsplannen strekken er volgens de raad toe aan deze problematiek een einde te maken. Daartoe wordt de N65 ingericht als stroomweg waar een maximale snelheid van 80 km/u zal gelden. Er zijn nog slechts ongelijkvloerse kruisingen voorzien, de N65 wordt deels (half)verdiept aangelegd en er komt een parallelstructuur, waardoor de aangrenzende percelen niet meer rechtstreeks op de N65 aansluiten.
De standpunten van verzoekers
Zaak nr. 202003472/2/R2
6. Verzoekers betogen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "N65 Vught" niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. [verzoeker sub 1], [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 5] en anderen voeren, onder verwijzing naar verschillende door hen in het geding gebrachte contra-expertises, aan dat ontoereikende onderzoeken aan het bestemmingsplan ten grondslag zijn gelegd wat betreft verkeersveiligheid, geluids- en trillingenbelasting, luchtkwaliteit en de uitstoot van stikstof. Door de gevolgen van het besluit wordt naar zij stellen hun woon- en leefklimaat onevenredig aangetast. Zij betogen verder dat reële alternatieven ten onrechte niet serieus door de raad zijn afgewogen.
[verzoekster sub 3] en anderen en [verzoeker sub 4A] en In ’t Groenewoud B.V. hebben bedrijven in de onmiddellijke nabijheid van de N65. Zij betogen dat de reconstructie van de N65 zoals voorzien, hen onevenredig hard in hun bedrijfseconomische belangen zal raken. Zij vrezen een aanzienlijke omzetdaling, nu hun bedrijven na de reconstructie veel minder goed bereikbaar zullen zijn. In ’t Groene Woud exploiteert al sinds lange tijd een wegrestaurant aan de N65. [verzoekster sub 3] en anderen exploiteren sinds lange tijd een bedrijf in transport, grond-, wegenbouw en containerverhuur. Zij hebben mede naar voren gebracht dat de gevolgen van de reconstructie voor hen grote problemen met zich brengt in verband met het transport van zwaar materieel.
Zaak nr. 202004196/2/R2
7. Verzoekers betogen dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan "N65 Helvoirt 2020" niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De stichting voert onder meer aan dat geen juist onderzoek ten aanzien van luchtkwaliteit aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd en er ten onrechte geen milieueffectrapportage is opgesteld. Verder worden de doelstellingen die ten grondslag liggen aan het plan niet gehaald en zijn de verkeersonderzoeken ondeugdelijk. Ter motivering verwijst zij naar diverse door haar in het geding gebrachte contra-expertises.
Tankstation Helvoirt, gelegen aan de N65, betoogt dat de reconstructie haar onevenredig hard in haar bedrijfseconomische belangen zal raken. Het tankstation is in de toekomst niet meer rechtstreeks op de N65 aangesloten, hetgeen haar naar zij stelt een zeer groot deel van de omzet zal kosten.
Het standpunt van de raad
8. De raad stelt zich in beide zaken op het standpunt dat de beroepen van verzoekers geen grond vormen om op voorhand aan te nemen dat de besluiten in de hoofdzaken geen stand zullen kunnen houden. Daarbij verwijst de raad naar de uitgebreide weerlegging van de beroepsgronden in de verweerschriften, waarin de situatie uiteen is gezet en is ingegaan op alle afzonderlijke beroepsgronden van verzoekers. De raad verwijst verder naar de aan de bestemmingsplannen ten grondslag gelegde deskundigenonderzoeken en stelt dat de in het geding gebrachte contra-expertises geen aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de deugdelijkheid van de door hem ingebrachte deskundigenonderzoeken.
Zaak nr. 202003472/2/R2
De verkeersveiligheid
9. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 5] en anderen hebben, onder verwijzing naar de door hen in het geding gebrachte deskundigenrapporten van ‘De verkeersdeskundige’ van 29 juni 2020 en 20 oktober 2020, en van BVA van 24 juni 2020, kritiek geuit op het rapport "Verkeerskundige analyse Helvoirtseweg" van Arcadis van 16 januari 2020, dat aan het bestemmingsplan ten grondslag is gelegd.
Deze kritiek verdient naar het oordeel van de voorzieningenrechter nader onderzoek door de raad. Deze verzoekers stellen terecht dat uit het onderzoek van Arcadis niet blijkt van welke aantallen verkeersongevallen over de relevante afgelopen jaren op de Helvoirtseweg is uitgegaan, terwijl in dat onderzoek wel verschillende conclusies op die aantallen ongevallen worden gebaseerd. Daarom is niet duidelijk of de conclusies over de verkeersveiligheid in de huidige situatie op de Helvoirtseweg, welke situatie als uitgangspunt dient voor de verkeersveiligheid in de toekomstige situatie, juist zijn.
Ook dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter nog nader aandacht te worden besteed aan de stelling van [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 5] en anderen, dat verkeerstellingen zijn uitgevoerd op niet representatieve dagen, en dat is uitgegaan van te oude verkeerstellingen uit 2013 en 2016.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat de bestaande fysieke situatie van de Helvoirtseweg maakt dat deze de toekomstige verkeerstoename niet aankan, heeft de raad gesteld dat het nu eenmaal gaat om een bestaande oudere weg, die voor het verwerken van verkeer niet aan nieuwere richtlijnen van het CROW kan (gaan) voldoen.
De voorzieningenrechter overweegt dat weliswaar op zichzelf juist is dat het gaat om een bestaande weg, en dat voor bestaande wegen andere richtlijnen gelden dan voor nieuwe wegen, maar dat na de reconstructie de bestaande situatie op die weg wat verkeersaantallen betreft, niet gelijk zal blijven. Er zal op de Helvoirtseweg in aanzienlijke mate verkeer bijkomen. De raad dient zich onder die omstandigheid af te vragen of de bestaande weg daar nog wel geschikt voor is en aanvullend te motiveren aan welke maatregelen wordt gedacht om te bereiken dat de Helvoirtseweg niet in betekenende mate meer zal worden belast dan nu al het geval is.
Ook acht de voorzieningenrechter het aangewezen dat de raad nog nader ingaat op het door [verzoeker sub 5] en anderen bij brief van 22 februari 2021 gedane alternatieve voorstel, waarop de raad ter zitting al een korte reactie heeft gegeven.
De bedrijven van [verzoekster sub 3] en anderen en In ’t Groene Woud
10. In ’t Groene Woud vreest een aanzienlijke omzetdaling door de reconstructie. Zij heeft erop gewezen dat waar nu een rechtstreekse afslag vanuit de richting Tilburg naar het wegrestaurant aanwezig is, verkeer vanuit die richting na de reconstructie moet omrijden om het restaurant te bereiken. Voor gepland bezoek zal de route circa 700 m langer zijn. Voor niet gepland bezoek (impulsbezoek), waarover In ’t Groene Woud heeft gesteld dat haar omzet daarvan in grote mate afhankelijk is, zal een extra afstand van 4,35 km moeten worden afgelegd. Ook voor het terugrijden naar de N65 om de reis in de richting Den Bosch te vervolgen, moet worden omgereden. De bereikbaarheid voor fietsers en voetgangers wordt ook slechter, onder meer omdat het fietspad aan de noordzijde van de N65 ter hoogte van Broekleij wordt afgesloten. Daardoor zal ook dit verkeer in de toekomst het wegrestaurant in veel mindere mate aandoen, aldus In ‘t Groene Woud. Het voorziene viaduct is volgens haar geen oplossing, omdat dit een voor veel bezoekers niet bekende, ingewikkelde omweg zal vormen.
Volgens [verzoekster sub 3] en anderen betekent het vervallen van de eerdergenoemde afslag ook voor hun bedrijf dat het aanzienlijk slechter bereikbaar wordt. Het betekent verder, in combinatie met de omstandigheid dat zij niet langer met zwaar materieel van de N65 gebruik zullen mogen maken, dat het bedrijf in de toekomst veel omrijbewegingen via de polder zal moeten maken, terwijl de polder volgens hen wat het verkeer betreft al overbelast is. Daar moeten zij gebruik maken van voornamelijk smalle wegen en bruggen die voor deze vorm van transport in het geheel niet geschikt zijn, aldus [verzoekster sub 3] en anderen. Daarbij doelen zij op mogelijke schade aan deze wegen, alsmede op verkeersonveilige situaties vanwege de samenloop van dit transport met andere weggebruikers. Dit laatste geldt volgens hen ook voor het viaduct aan de Sparrendaalseweg, nu van dat viaduct ook door vele fietsers en voetgangers gebruik zal worden gemaakt.
10.1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat ook de door [verzoekster sub 3] en anderen en In ’t Groene Woud naar voren gebrachte problematiek nader onderzoek van de raad behoeft. Daarbij zal nauwkeuriger moeten worden onderzocht wat de gevolgen van het project zullen zijn voor de klandizie van het wegrestaurant, met name waar het gaat om fietsers en wandelaars.
Wat de bedrijfsvoering van [verzoekster sub 3] en anderen betreft, dient aandacht te worden besteed aan de nadelige gevolgen voor het bedrijf door extra kilometers en extra reistijd, nu de eigen vervoersbewegingen met zwaar materieel niet meer over de N65 kunnen plaatsvinden. Ook verdienen de stellingen van [verzoekster sub 3] en anderen over het niet geschikt zijn van de wegen die als alternatief moeten dienen en de verkeersveiligheid nader aandacht. Dit laatste geldt ook voor de verkeersveiligheid op het viaduct in verband met het gebruik daarvan met zwaar materieel, in samenhang met het gebruik door fietsers en voetgangers. Ook kan hierbij nog nader worden ingegaan op het door de bedrijven, gezamenlijk met andere ondernemers, ingediende alternatieve voorstel.
Zaak nr. 202004196/2/R2
De stichting
11. De betogen van de stichting over het volgens haar gebrekkige luchtkwaliteitsonderzoek, het niet aanpassen van de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) aan het Voorkeursalternatief+ (VKA+) en het feit dat naar zij stelt ten onrechte geen milieueffectrapport is gemaakt, lenen zich, gelet op hun fundamentele aard en op wat onder 4 is overwogen, niet voor een bespreking in deze uitspraak. Wat het betoog van de stichting betreft dat de doelstellingen van de reconstructie, zoals verbetering van de verkeersveiligheid, niet worden gehaald omdat het onderliggend wegennet juist zwaarder zal worden belast, overweegt de voorzieningenrechter het volgende. Dat niet overal positieve of neutrale resultaten van de reconstructie kunnen worden gehaald, leidt niet op voorhand tot het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de reconstructie voldoet aan de daarmee beoogde doelstellingen. Voor zover dit op onderdelen niet het geval is, dienen maatregelen te worden genomen om de met het oog op een goed woon- en leefklimaat niet gewenste effecten zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Houdstermaatschappij Reuzer III B.V. en Tankstation Helvoirt B.V.
12. Tankstation Helvoirt heeft erop gewezen dat het in de toekomst gelegen zal zijn aan een oprit naar de N65 vanaf een nieuw aan te leggen ovonde. Verkeer vanuit de richting Den Bosch zal, anders dan in de huidige situatie, om het tankstation te bereiken eerst de N65 moeten verlaten, de ovonde passeren en vervolgens de oprit naar de N65 moeten nemen. Dat is een ingewikkelde omweg en geeft een verkeersonveilige situatie, aldus Tankstation Helvoirt. Zij doet een beroep op het gelijkheidsbeginsel nu aan de overzijde van de N65 een tankstation in verband met de reconstructie (wel) wordt verplaatst.
12.1. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van gelijke gevallen die ongelijk worden behandeld. Voor het tankstation aan de overzijde van de N65 waarnaar Tankstation Helvoirt verwijst, heeft de raad onbetwist gesteld dat deze feitelijk niet op de huidige locatie gehandhaafd kon blijven, in combinatie met het realiseren van de ongelijkvloerse aansluiting van Helvoirt. Anders dan Tankstation Helvoirt, kon dat tankstation niet ruimtelijk en verkeersveilig op de bestaande locatie worden ingepast, aldus de raad.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding de raad te suggereren nader onderzoek te doen naar de gevolgen voor deze verzoeker van het door de bestemmingsplannen mogelijk gemaakte project. Daarbij acht de voorzieningenrechter onder meer van belang dat Tankstation Helvoirt, op een andere wijze dan nu het geval is, aangesloten blijft op de N65 en de raad in het verweerschrift heeft toegezegd Tankstation Helvoirt in de toekomstige situatie volledig in de bewegwijzering te zullen meenemen, met vroegtijdige aankondigingen, zodat de weggebruiker hierop tijdig kan anticiperen.
Conclusie
13. De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
In het voorgaande zijn de onderwerpen besproken die naar het oordeel van de voorzieningenrechter naar aanleiding van de beroepen van verzoekers nog nader aandacht van de raad behoeven.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. F.C.M.A. Michiels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.L. Bolleboom, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2021
641.