202100969/2/A3.
Datum uitspraak: 11 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
Linisol Milieutechniek B.V., gevestigd te Nuth,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 18 januari 2021 in zaak nr. 19/2220 in het geding tussen:
Linisol
en
Normec Certification B.V.
Openbare zitting gehouden op 11 maart 2021 om 11:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. B. Ley-Nell
Verschenen:
Linisol, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], bijgestaan door mr. T. Segers, advocaat te Den Bosch;
Normec, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], bijgestaan door mr. M. de Jong, advocaat te Kerkdriel.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 18 januari 2021 van de rechtbank. Linisol heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het geding betreft de onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 30 dagen van het procescertificaat asbestverwijdering van Linisol.
Beslissing
De voorzieningenrechter
I. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen toe;
II. bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de schorsing van het procescertificaat van Linisol niet ten uitvoer wordt gelegd tot uitspraak is gedaan op het hoger beroep;
III. veroordeelt Normec Certification B.V. tot vergoeding van bij Linisol Milieutechniek B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00 (zegge: duizendachtenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV. gelast dat Normec Certification B.V. aan Linisol Milieutechniek B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van 541,00 (zegge: vijfhonderdeenenveertig euro) vergoedt.
Gronden
• De overtredingen die aan de schorsing ten grondslag zijn gelegd, zijn geconstateerd bij een audit op 24 oktober 2018 en dateren van vóór deze datum.
• Het besluit tot schorsing van het procescertificaat dateert van 4 december 2018 en is tot op heden niet geëffectueerd.
• Niet is gebleken dat zich sinds dit besluit nieuwe overtredingen hebben voorgedaan die hebben geleid tot nieuwe maatregelen door Normec jegens Linisol.
• Linisol heeft aannemelijk gemaakt dat effectuering van het besluit haar zal verhinderen om in het kader van haar bedrijfsvoering aangegane verplichtingen na te komen en schade zal veroorzaken.
• Normec heeft er als handhavend bestuursorgaan belang bij dat besluiten tot schorsing daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.
• Gelet op het aanzienlijke verloop van tijd dat sinds het plaatsvinden van de gestelde overtredingen en het besluit tot schorsing heeft plaatsgevonden en omdat niet is gebleken van nieuwe overtredingen in de tussenliggende periode die tot handhavingsbesluiten hebben geleid, is er geen zwaarwegend belang om vooruitlopend op de uitspraak in de bodemzaak op dit moment tot effectuering van de schorsing over te gaan.
• De voorzieningenrechter laat om die reden het belang van Linisol bij het thans niet effectueren van de schorsing van het procescertificaat zwaarder wegen dan het belang van Normec om wel tot effectuering over te gaan.
w.g. Borman
voorzieningenrechter
w.g. Ley-Nell
griffier
597.