ECLI:NL:RVS:2021:479

Raad van State

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
202101256/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 9 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft vijf vreemdelingen die aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hadden ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 15 januari 2021 waren afgewezen. De vreemdelingen hebben tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank, maar hun beroepen werden op 19 februari 2021 ongegrond verklaard. Hierop hebben zij hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdelingen recht hebben op een voorlopige voorziening. Hij heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek, tot een bedrag van € 534,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier. De voorzieningenrechter was echter verhinderd om de uitspraak zelf te ondertekenen, wat gebruikelijk is in dergelijke procedures.

Uitspraak

202101256/2/V2.
Datum uitspraak: 9 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3], [vreemdeling 4], en [vreemdeling 5], mede voor haar minderjarige kind,
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 19 februari 2021 in zaken nrs. NL21.743, NL21.745, NL21.747, NL21.749 en NL21.751 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 15 januari 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 februari 2021 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden uitgezet voordat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Wolff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 maart 2021
594.