ECLI:NL:RVS:2021:414

Raad van State

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
202002944/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperkte kennisneming van bewijsstukken in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2020, betreffende zaak nr. 19/3253. De Belastingdienst/Toeslagen heeft een gedingstuk overgelegd en verzocht om beperkte kennisneming op basis van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit verzoek was gebaseerd op het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een derde, wiens e-mail aan de Belastingdienst/Toeslagen in het geding was betrokken. De e-mail bevatte gevoelige informatie, waaronder persoonsgegevens van de derde, en de Belastingdienst/Toeslagen stelde dat verstrekking van deze gegevens aan [appellante] de persoonlijke levenssfeer van de derde zou schaden.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen benadrukt dat het verzoek om beperkte kennisneming niet gaat om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of procespartijen kennis mogen nemen van bepaalde gegevens. De Afdeling heeft een belangenafweging gemaakt, waarbij het belang van [appellante] om kennis te nemen van de e-mail werd afgewogen tegen het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de derde. De Afdeling concludeerde dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder weegt dan het belang van [appellante].

Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek tot beperkte kennisneming toegewezen, waarmee werd bepaald dat alleen de Afdeling kennis mocht nemen van de e-mail. De uitspraak is gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, en mr. H. Oranje, griffier, op 1 maart 2021.

Uitspraak

202002944/2/A2.
Datum beslissing: 1 maart 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2020 in zaak nr. 19/3253 in het geding tussen:
[appellante]
en
De Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
[appellante] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 6 april 2020 in zaak nr. 19/3253.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van dit stuk.
Het betreft een e-mail van een derde aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Overwegingen
1.       De Belastingdienst/Toeslagen heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de e-mail kennis zal nemen.
2.       Het gaat bij een verzoek om beperkte kennisneming niet om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of aan de procespartijen kennisneming van stukken mag worden onthouden. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of gewichtige redenen aanwezig zijn op grond waarvan een uitzondering gerechtvaardigd is op het uitgangspunt van het bestuursrecht dat de rechter recht doet op basis van stukken die aan de procespartijen bekend zijn. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van een of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.
3.       In de e-mail aan de Belastingdienst/Toeslagen heeft de derde verzocht om informatie over eventuele fraude met een huurtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen heeft verzocht om beperkte kennisneming van de e-mail wegens het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de derde.
4.       De e-mail bevat de naam en het adres van de derde. Verstrekking van deze persoonsgegevens aan [appellante] zou het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de derde kunnen schaden. De persoonlijke levenssfeer van de derde kan in dit geval niet worden beschermd door alleen de naam en het adres van de derde in de e-mail onleesbaar te maken. Naar het oordeel van de Afdeling weegt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de derde in dit geval zwaarder dan het belang van [appellante] om van de e-mail kennis te nemen. [appellante] wordt door de beperkte kennisneming niet zodanig in haar belangen geschaad, dat haar belang zwaarder dient te wegen. De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek toe.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.
Het lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2021