202002443/1/R1.
Datum uitspraak: 24 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Beemster,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2020 in zaak nr. 19/3335 in het geding tussen:
Stichting Nekkerzoom
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 12 december 2018 heeft het college aan Soru Beheer B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van een handelsreclame op de gevel van het pand aan de Vredenburghweg 2 in Zuidoostbeemster.
Bij besluit van 18 juni 2019 heeft het college daarmee beslissend op het door Stichting Nekkerzoom daartegen gemaakte bezwaar, het besluit van 12 december 2018 herroepen en in de plaats daarvan een omgevingsvergunning verleend op basis van de gewijzigde aanvraag van 19 april 2019.
Bij uitspraak van 28 februari 2020 heeft de rechtbank het door Stichting Nekkerzoom daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 juni 2019 vernietigd, het besluit van 12 december 2018 herroepen en bepaald dat deze uitspraak daarvoor in de plaats treedt. Blijkens de overwegingen is hiermee ook bedoeld de aangevraagde vergunning te weigeren. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld.
Stichting Nekkerzoom heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 januari 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. L.C. Dankbaar, R.G. van der Eijk, L.C. van Galen en A.A. de Bruijn, en Stichting Nekkerzoom, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en mr. J.E. Dijk, advocaat in Haarlem, zijn verschenen. Verder is ter zitting Soru Beheer, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1. Soru Beheer heeft op 13 november 2018 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanbrengen van een handelsreclame, bestaande uit verlichte doosletters "Groene Aggregaat" op het dak van het pand aan de Vredenburghweg 2 in Zuidoostbeemster. De Welstandscommissie Beemster (hierna: welstandscommissie) heeft deze aanvraag voorzien van een negatief advies, tenzij de aanvraag wordt aangepast. Het college heeft aanvankelijk aan Soru Beheer een omgevingsvergunning verleend voor het aanbrengen van een handelsreclame op de gevel van het pand aan de Vredenburghweg 2 in Zuidoostbeemster. Aan dit besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat bij toetsing van het bouwplan aan de in artikel 2.10, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) opgenomen en voor dit bouwplan toepasselijke weigeringsgronden is gebleken dat het bouwplan in overeenstemming is met de redelijke eisen van welstand.
2. In de bezwaarfase heeft het college opnieuw advies gevraagd aan de welstandscommissie. De welstandscommissie heeft in haar advies van 8 april 2019 nogmaals de aanvraag van een negatief advies voorzien, tenzij de aanvraag wordt aangepast. Soru Beheer heeft naar aanleiding van dit advies gewijzigde bouwtekeningen van 19 april 2019 ingediend. Het college heeft het besluit van 12 december 2018 herzien en op basis van de gewijzigde bouwtekeningen een nieuwe omgevingsvergunning verleend. Het college heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd dat er ten onrechte zonder nadere beoordeling van de welstandscommissie is besloten om het oorspronkelijke bouwplan in overeenstemming met de redelijke eisen van welstand te achten. Omdat Soru Beheer op 19 april 2019 in overeenstemming met het advies van de welstandscommissie hernieuwde bouwtekeningen heeft aangeleverd, heeft het college in het besluit op bezwaar besloten de gewijzigde vergunningaanvraag in te willigen.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat het college is afgeweken van de redelijke eisen van welstand, zoals opgenomen in de Beemster Omgevingsnota, vastgesteld door de raad van de Beemster op 10 juli 2012 (hierna: de Omgevingsnota). De rechtbank heeft geoordeeld dat het college met verwijzing naar het gegeven dat het bedrijfspand zich langs de A7 bevindt, onvoldoende heeft gemotiveerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) die maken dat van de Omgevingsnota moet worden afgeweken.
Ontvankelijkheid
4. Stichting Nekkerzoom stelt zich op het standpunt dat het college geen belanghebbende is. Volgens haar is het aanbrengen van lichtreclame op die locatie niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Bovendien komt het college met het hoger beroep niet op voor belangen die aan de gemeente zijn toevertrouwd en is in dit geval geen sprake van het dienen van een belang dat het belang van een individueel bedrijf overstijgt. Onder deze omstandigheden moet het beroep van het college niet-ontvankelijk worden verklaard, zo stelt Stichting Nekkerzoom.
4.1. Het ingenomen standpunt van Stichting Nekkerzoom dat het college geen belang heeft bij de beoordeling van zijn hoger beroep, deelt de Afdeling niet. De rechtbank heeft het besluit van 18 juni 2019 vernietigd. Alleen al vanwege de precedentwerking die van deze vernietiging kan uitgaan, heeft het college belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde hoger beroep.
Het hoger beroep is ontvankelijk.
Hoger beroep
5. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat onvoldoende is gemotiveerd dat sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat van de beoordelingscriteria uit de Omgevingsnota moet worden afgeweken. Het college wijst erop dat het op grond van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo de omgevingsvergunning bij strijd met de redelijke eisen van welstand toch kan verlenen. Volgens het college is voor deze locatie maatwerk toegepast. De maatvoering is passend voor het gebouw en de reclame-uiting is volgens het college niet dominant aanwezig in het ruimtelijke gebied. De reclame-uiting is vanuit het buitengebied in het geheel niet zichtbaar. Bovendien heeft de locatie van het bedrijfspand, gelet op de "Structuurvisie Beemstermaat", vastgesteld door de raad van Beemster op 10 juli 2012 (hierna: structuurvisie), geen cultuurhistorische achtergrond. De uitstraling van de reclame-uiting tast het cultuurhistorische waardevolle landschap van het UNESCO-werelderfgoed De Beemster dan ook niet aan, zo stelt het college. Verder is volgens het college van belang dat het bedrijfspand aan de rand van het buitengebied staat en dat de reclame-uiting zich afkeert van het buitengebied en gericht is naar de snelweg A7. Bovendien is de reclame-uiting in overeenstemming met het advies van de welstandscommissie van 8 april 2019 uitgevoerd. Deze omstandigheden maken volgens het college dat de omgevingsvergunning toch kan worden verleend.
5.1. In artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo is bepaald dat de omgevingsvergunning, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend.
Bij de beoordeling of voldaan is aan de eisen van welstand hanteert het college de beleidsregels zoals vastgesteld in de Omgevingsnota. In de Omgevingsnota worden voor diverse gebieden in de Beemster verschillende beoordelingskaders gegeven. Het gebied Nekkerzoom is, in afwachting van nadere besluitvorming niet als afzonderlijk gebied in de Omgevingsnota opgenomen. Voor dit gebied gelden volgens de Omgevingsnota de criteria voor het buitengebied. Lichtreclame in het buitengebied is volgens de Omgevingsnota niet toegestaan.
5.2. Volgens de gewijzigde bouwtekeningen van 19 april 2019 zal de reclame-uiting bestaan uit de verlichte tekst "De Groene Aggregaat" in combinatie met een afbeelding van een opgestoken duim. De reclame-uiting zal in doosletters aan de gevel worden aangebracht. De lengte en hoogte van de letters van de reclame-uiting zijn teruggebracht van 1675 cm naar 820 cm respectievelijk 82 cm naar 50 cm. Verder is de hoogte van het logo teruggebracht van 216 cm naar 82 cm.
Omdat de verleende omgevingsvergunning lichtreclame mogelijk maakt en dit volgens de Omgevingsnota in het buitengebied niet is toegestaan, is het college afgeweken van de Omgevingsnota. Dit is tussen partijen niet in geschil.
5.3. Het college heeft ter zitting toegelicht dat de kernwaarden van de Beemster zijn de openheid van het polderlandschap, het historisch sloten- en wegenpatroon met beplanting, de ringvaart met ringdijk, de structuur en ligging van de dorpen, het raster van de bebouwing, de indeling van de erven, het functionele, agrarische gebruik van deze droogmakerij en de originele maatvoering en verkaveling. De Omgevingsnota heeft tot doel deze kernwaarden te beschermen. De lichtreclame op de gevel van het bedrijfsgebouw die gericht is naar de snelweg A7 ernaast tast deze kernwaarden niet aan. Ook zonder lichtreclame kijkt men vanaf de snelweg nog steeds tegen een bedrijfsgebouw aan. De kernwaarde "openheid van het polderlandschap" wordt op die locatie, anders dan Stichting Nekkerzoom stelt, volgens het college dan ook niet ervaren. Het college heeft verder toegelicht dat de Vredenburghweg volgens de Structuurvisie wel deel uitmaakt van het wegenpatroon maar geen cultuurhistorische achtergrond heeft, zodat de kernwaarden op deze locatie volgens het college dan ook niet in het geding zijn.
5.4. Anders dan de rechtbank, is de Afdeling van oordeel dat het college met de hiervoor onder 5.3 weergegeven motivering deugdelijk heeft gemotiveerd waarom het van de Omgevingsnota wil afwijken. Hiermee heeft het college voldaan aan de eisen van artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo. Anders dan de rechtbank heeft overwogen geldt er op grond van artikel 4:84 van de Awb geen verdergaande motiveringsplicht voor het college. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
Het betoog slaagt.
Conclusie
6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Stichting Nekkerzoom tegen het besluit van 18 juni 2019 van het college alsnog ongegrond verklaren. Dit betekent dat de zaak hiermee is beëindigd en dat het besluit van 18 juni 2019 in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 28 februari 2020 in zaak nr. 19/3335;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A. Verburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2021
191-877.