ECLI:NL:RVS:2021:350
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 23 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een asielzaak. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, welke op 4 mei 2017 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld, wat leidde tot een eerdere uitspraak van de rechtbank op 28 december 2018, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de staatssecretaris werd opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, in een hoger beroep op 27 mei 2020 werd deze uitspraak door de Afdeling bestuursrechtspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank.
Op 12 januari 2021 heeft de rechtbank opnieuw het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het eerdere besluit van de staatssecretaris vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat er een beslissing is genomen in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling niet zodanig zijn dat er een voorlopige voorziening getroffen moet worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de uitvoering van de uitspraak van de rechtbank geen onomkeerbare gevolgen zou hebben en dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet werd toegewezen. De staatssecretaris werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 534,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.