ECLI:NL:RVS:2021:309

Raad van State

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
202004422/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep inzake intrekking verblijfsvergunning en inreisverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 17 juli 2020 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had eerder, op 25 oktober 2018, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gekregen, maar deze was door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ingetrokken, en er was een inreisverbod uitgevaardigd. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze intrekking, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling niet tijdig had gereageerd op een per fax verzonden uitnodiging om de gronden van het beroep in te dienen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in hoger beroep geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank had de vreemdeling eerst een aangetekende brief moeten sturen met de uitnodiging om het verzuim te herstellen, voordat zij tot niet-ontvankelijkverklaring kon overgaan. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank niet had voldaan aan de vereisten van het procesreglement, dat bepaalt dat een uitnodiging om een verzuim te herstellen aangetekend moet worden verzonden. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en wees de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling, waarbij de rechtbank het oordeel van de Afdeling in acht moet nemen. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de vreemdeling.

Uitspraak

202004422/1/V3.
Datum uitspraak: 16 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 17 juli 2020 in zaak nr. 19/6395 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2018 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken en tegen hem een inreisverbod uitgevaardigd.
Bij besluit van 14 augustus 2019, gewijzigd bij besluit van 7 juli 2020, heeft de staatssecretaris het tegen de intrekking door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard en het inreisverbod ingetrokken.
Bij uitspraak van 17 juli 2020 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Wiersma, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Inleiding en rechtsvraag
1.    De vreemdeling heeft op 22 augustus 2019 beroep ingesteld. Bij per fax verzonden brief van 23 augustus 2019, heeft de rechtbank de vreemdeling in de gelegenheid gesteld binnen vier weken na de datum van verzending van deze brief de gronden van het beroep in te dienen. Omdat de vreemdeling van deze gelegenheid niet tijdig gebruik heeft gemaakt en volgens de rechtbank daarvoor geen verschoonbare reden heeft aangevoerd, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Deze uitspraak gaat over de vraag of de rechtbank deze uitnodiging om een verzuim te herstellen per fax mocht verzenden, omdat uit het procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet KEI-zaken) 2017 (hierna: procesreglement 2017) volgt dat de rechtbanken als regel deze uitnodiging per aangetekende brief verzenden.
2.    Het wettelijk kader en het rechterlijk beleid is opgenomen in de bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
De uitspraak van de rechtbank
3.    De rechtbank heeft overwogen dat genoegzaam vaststaat dat de vreemdeling de per fax verzonden brief van 23 augustus 2019 heeft ontvangen, zodat voldaan is aan de bedoeling van het in artikel 2.4, derde lid, aanhef onder a, van het procesreglement 2017 gestelde vereiste van aangetekende verzending, namelijk om zoveel mogelijk te verzekeren dat de brief met een uitnodiging tot het herstellen van een verzuim de geadresseerde daadwerkelijk bereikt.
De grief van de vreemdeling
4.    De vreemdeling klaagt onder meer dat de rechtbank, door zo te overwegen, niet heeft onderkend dat de bewoordingen van artikel 2.4, derde lid, aanhef en onder a, van het procesreglement 2017 volstrekt helder zijn, namelijk aangetekend verzenden. Dat volgens de rechtbank genoegzaam vaststaat dat hij de per fax verzonden brief van 23 augustus 2019 heeft ontvangen, is daarom volgens de vreemdeling niet van belang.
Beoordeling en beantwoording van de rechtsvraag
4.1.    Deze zaak is een zaak waarin digitaal procederen (nog) niet verplicht is. Uit artikel 8:37 van de Awb volgt dat de rechtbanken in dit soort zaken een uitnodiging om een verzuim te herstellen - in dit geval het indienen van de gronden van het beroep - per gewone brief verzenden. Uit deze bepaling volgt ook dat de rechtbanken van deze regel kunnen afwijken. Dat hebben de rechtbanken gedaan door in artikel 2.4, derde lid, aanhef en onder a, van het procesreglement 2017 te bepalen dat een brief met een uitnodiging om een verzuim te herstellen aangetekend wordt verzonden.
4.2.    De rechtbank heeft terecht overwogen dat de bedoeling van het in het artikel 2.4, derde lid, aanhef en onder a, van het procesreglement 2017 gestelde vereiste van aangetekend verzenden is te verzekeren dat de betrokken partij de brief met de uitnodiging tot het herstellen van een verzuim daadwerkelijk ontvangt.
Zij heeft daaruit echter ten onrechte geconcludeerd dat als vaststaat dat de betrokken partij deze per fax verzonden brief heeft ontvangen, maar niet tijdig heeft gereageerd, het beroep ook
niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De vreemdeling betoogt namelijk terecht dat de bewoordingen van artikel 2.4, derde lid, aanhef en onder a, van het procesreglement 2017 helder zijn. Uit deze bewoordingen volgt dat een beroep alleen niet-ontvankelijk kan worden verklaard als de brief met de uitnodiging tot het herstellen van een verzuim aangetekend is verzonden.
Dat betekent dat de rechtbank een beroep niet niet-ontvankelijk kan verklaren als een betrokken partij niet of niet tijdig heeft gereageerd op de door haar per fax verzonden brief met de uitnodiging om de gronden van het beroep in te dienen. De rechtbank kan het beroep alleen niet-ontvankelijk verklaren als zij deze brief nogmaals en dan aangetekend heeft verzonden (met een nieuwe termijn) en de betrokken partij op deze brief ook dan niet of niet tijdig heeft gereageerd.
4.3.    Omdat de vreemdeling niet tijdig heeft gereageerd op de per fax verzonden brief met de uitnodiging tot het herstellen van een verzuim, had de rechtbank deze brief nogmaals en dan aangetekend moeten verzenden voordat zij was overgegaan tot niet-ontvankelijkverklaring. Dat heeft zij ten onrechte niet gedaan. De rechtbank heeft daarom het door de vreemdeling ingestelde beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
De grief van de vreemdeling slaagt.
Conclusie hoger beroep
5.    Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het is niet nodig wat de vreemdeling verder heeft aangevoerd te bespreken. De Afdeling wijst de zaak naar de rechtbank terug om door haar te worden behandeld, waarbij zij het oordeel van de Afdeling in deze uitspraak in acht neemt (artikel 8:115, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb).
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.    verklaart het hoger beroep gegrond;
II.    vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 17 juli 2020 in zaak nr. 19/6395;
III.    wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV.    veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00 (zegge: vijfhonderdvierendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.L.N. Bakker, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Bakker
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 februari 2021
347.
Bijlage
Awb
Artikel 6:5
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
[…];
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
[…].
Artikel 6:6
Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 […],
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
Artikel 8:37
1. Oproepingen, de uitnodiging om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, de uitnodiging om te verklaren of van het recht ter zitting te worden gehoord gebruik wordt gemaakt, alsmede de verzending van een afschrift van de uitspraak en van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak aan een geadresseerde voor wie de verplichting tot digitaal procederen als bedoeld in artikel 8:36a niet geldt en die niet digitaal procedeert, geschieden door de griffier bij aangetekende brief, tenzij de bestuursrechter anders bepaalt.
2. Voor het overige geschiedt de verzending van stukken aan geadresseerden als bedoeld in het eerste lid bij gewone brief, tenzij de bestuursrechter anders bepaalt.
3. In een brief wordt de datum van verzending vermeld.
Procesreglement 2017
Artikel 1.2 Toepassingsbereik
Dit reglement heeft betrekking op alle zaken waarop de Awb van toepassing is, met uitzondering van zaken:
- waarop de artikelen 8:36a en 8:36b van de Awb, na wijziging bij de wet van 13 juli 2016, Stb 2016, 288 van toepassing zijn;
[…].
Artikel 2.4 Herstel van een verzuim […] (de artikelen 6:5, 6:6 […])
1. Indien sprake is van een herstelbaar verzuim als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb […] stelt de bestuursrechter de indiener van het beroepschrift in de gelegenheid binnen vier weken het verzuim te herstellen […].
[…].
3. Niet-ontvankelijkverklaring van het beroep wegens een verzuim als bedoeld in het eerste lid vindt slechts plaats, indien:
a. de uitnodiging om het verzuim te herstellen bij aangetekende brief is verzonden, […].