ECLI:NL:RVS:2021:3043
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 2 augustus 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 30 september 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. T. Bruinsma, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht verwezen naar een eerdere uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, waarin werd vastgesteld dat Marokko feitelijk het gezag uitoefent in de Westelijke Sahara. De staatssecretaris kon daarom terecht aannemen dat personen uit dat gebied over de Marokkaanse nationaliteit beschikken, ook al hebben zij geen Marokkaans paspoort.
Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door de voorzieningenrechter D.A. Verburg, in aanwezigheid van griffier M.E. van Laar.