ECLI:NL:RVS:2021:2997
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 29 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerder besluit van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 18 november 2021 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 13 december 2021 ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 29 april 2020. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 29 december 2021.