ECLI:NL:RVS:2021:2995

Raad van State

Datum uitspraak
27 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
202107979/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na termijnoverschrijding rechtbank

In deze zaak heeft de Raad van State op 27 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewaring van een vreemdeling, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 december 2021 in bewaring was gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, had op 21 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Agayev, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.

De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet tijdig uitspraak had gedaan, waardoor de bewaring van de vreemdeling onrechtmatig was. De termijn voor het doen van uitspraak was op 20 december 2021 geëindigd, maar de rechtbank deed pas op 21 december 2021 uitspraak. Dit was in strijd met artikel 94, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.

De maatregel van bewaring werd opgeheven met ingang van de uitspraakdatum en de vreemdeling kreeg recht op schadevergoeding van € 700,00 voor de periode van 21 tot en met 27 december 2021. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.224,00 bedroegen, te betalen door de griffier van de Raad van State. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 december 2021.

Uitspraak

202107979/1/V3.
Datum uitspraak: 27 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 21 december 2021 in zaak nr. NL21.18980 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 december 2021 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 21 december 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Agayev, advocaat te Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In zijn enige grief klaagt de vreemdeling terecht dat de rechtbank niet tijdig uitspraak heeft gedaan (artikel 94, vijfde lid, van de Vw 2000). De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting op 13 december 2021 gesloten. De laatste dag van de termijn voor het doen van uitspraak was daarom 20 december 2021. Door pas op 21 december 2021 uitspraak te doen heeft de rechtbank die termijn overschreden. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die deze overschrijding rechtvaardigen. Daarom is de bewaring van de vreemdeling met ingang van 21 december 2021, de dag nadat de termijn voor het doen van uitspraak was geëindigd, onrechtmatig.
De grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond. De maatregel van bewaring wordt opgeheven met ingang van vandaag. Ook heeft de vreemdeling recht op schadevergoeding (artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000). Deze vergoeding wordt daarom aan de vreemdeling toegekend. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­-Hertogenbosch, van 21 december 2021 in zaak nr. NL21.18980;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     bepaalt dat de vrijheidsontnemende maatregel met ingang van vandaag wordt opgeheven;
V.      kent aan de vreemdeling een vergoeding toe van € 700,00 over de periode van 21 december 2021 tot en met 27 december 2021, ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de Raad van State;
VI.     veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.224,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2021
873