ECLI:NL:RVS:2021:2995
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling na termijnoverschrijding rechtbank
In deze zaak heeft de Raad van State op 27 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewaring van een vreemdeling, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 5 december 2021 in bewaring was gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, had op 21 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Agayev, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank niet tijdig uitspraak had gedaan, waardoor de bewaring van de vreemdeling onrechtmatig was. De termijn voor het doen van uitspraak was op 20 december 2021 geëindigd, maar de rechtbank deed pas op 21 december 2021 uitspraak. Dit was in strijd met artikel 94, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.
De maatregel van bewaring werd opgeheven met ingang van de uitspraakdatum en de vreemdeling kreeg recht op schadevergoeding van € 700,00 voor de periode van 21 tot en met 27 december 2021. Daarnaast werd de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.224,00 bedroegen, te betalen door de griffier van de Raad van State. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 27 december 2021.