ECLI:NL:RVS:2021:299
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 15 februari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 oktober 2020 niet in behandeling was genomen. De vreemdeling had hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 12 januari 2021 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van de vreemdeling en de staatssecretaris afgewogen. Hij oordeelde dat, op basis van de aangevoerde feiten, het niet aannemelijk was dat de uitspraak van de rechtbank zou worden vernietigd. Gezien de belangen van beide partijen heeft de voorzieningenrechter besloten om geen voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek van de vreemdeling werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 15 februari 2021, en is geregistreerd onder zaaknummer 202100347/2/V3.