ECLI:NL:RVS:2021:2987
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 oktober 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 24 november 2021 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand liet. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 december 2021 uitspraak gedaan. De vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening die hem zou beschermen tegen uitzetting tot vier weken na de beslissing op het hoger beroep. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de vreemdeling niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze extra termijn nodig was, en heeft dat deel van het verzoek afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft wel bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 748,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.C.W. Lange, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.