ECLI:NL:RVS:2021:2981

Raad van State

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
202104158/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek

Op 24 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek, welke was afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 10 maart 2020. Na een ongegrond verklaard bezwaar op 16 april 2020, heeft de rechtbank Den Haag op 3 juni 2021 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De vreemdeling heeft vervolgens een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er een beslissing was genomen op het hoger beroep en zijn beroep. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek in overweging genomen en besloten dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een uitspraak is gedaan op het hoger beroep van de staatssecretaris en het beroep van de vreemdeling. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn ontstaan door de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening.

De uitspraak benadrukt het belang van rechtsbescherming voor vreemdelingen in procedures rondom uitzetting en de noodzaak om zorg te dragen voor adequate opvang en ondersteuning tijdens het proces.

Uitspraak

202104158/3/V3.
Datum uitspraak: 24 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek van [de vreemdeling] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juni 2021 in zaak nr. 20/3136 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en
bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar
neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het bezwaar tegen het besluit van 10 maart 2020 opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep van de staatssecretaris en het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 11 oktober 2021 zijn gekoppeld in die zin dat beide behandeld worden door de Afdeling. De Afdeling begrijpt het verzoek om een voorlopige voorziening daarom zo dat de vreemdeling heeft verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep van de staatssecretaris en zijn beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het hoger beroep van de staatssecretaris en het beroep van de vreemdeling is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot
vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling
van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van
€ 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
w.g. Baldinger
voorzieningenrechter
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2021
872