ECLI:NL:RVS:2021:2878

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
202102638/3/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke procedure tegen college van burgemeester en wethouders van Arnhem

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 21 december 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door [verzoeker], die laatstelijk bekend woonachtig is te Arnhem, tegen het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. De achtergrond van de zaak ligt in een eerdere uitspraak van de Afdeling op 20 januari 2021, waarin het beroep van [verzoeker] tegen een besluit van het college van 6 maart 2020 gegrond werd verklaard en dat besluit werd vernietigd. Het college werd opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in de eerdere uitspraak.

In de procedure die volgde, heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om een voorschot op de schadevergoeding die hij zou moeten ontvangen vanwege onrechtmatige besluitvorming door het college. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 december 2021 ter zitting behandeld, waarbij het college vertegenwoordigd was door S.A. Joosten via een videoverbinding. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen sprake was van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en bepaald dat het college geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 21 december 2021.

Uitspraak

202102638/3/R4.
Datum uitspraak: 21 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], laatstelijk bekend wonend te Arnhem,
verzoeker,
en
het college van burgemeester en wethouders van Arnhem,
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:106, heeft de Afdeling het beroep van [verzoeker] tegen het besluit van het college van 6 maart 2020 gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De Afdeling heeft het college opgedragen om binnen tien weken na de verzending van de hiervoor genoemde uitspraak met inachtneming van hetgeen in die uitspraak onder 3.5 tot en met 3.6 is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken. Ook heeft de Afdeling bepaald dat tegen het nieuw te nemen besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 22 maart 2021 heeft het college het door [verzoeker] tegen het besluit van 4 mei 2017 gemaakte bezwaar gegrond verklaard en dat besluit herroepen.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend, waarop [verzoeker] heeft gereageerd.
[verzoeker] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 december 2021, waaraan het college, vertegenwoordigd door S.A. Joosten, door middel van een videoverbinding heeft deelgenomen.
Overwegingen
1.       In de bodemprocedure verzoekt [verzoeker] de Afdeling om vergoeding van schade die hij door onrechtmatige besluitvorming of onrechtmatig handelen van het college heeft geleden en om schadevergoeding in verband met de duur van de procedure.
2.       Het verzoek om voorlopige voorziening heeft de strekking dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat het college een voorschot op de toe te kennen schadevergoeding in verband met onrechtmatige besluitvorming of onrechtmatig handelen aan [verzoeker] dient te betalen.
3.       In hetgeen [verzoeker] in zijn schriftelijke stukken heeft gesteld, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat sprake is van onverwijlde spoed, die, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
4.       De voorzieningenrechter loopt niet vooruit op een oordeel over het verzoek om schadevergoeding in verband met onrechtmatige besluitvorming of onrechtmatig handelen. Dat verzoek wordt beoordeeld in zaak nummer 202107860/1/A2.
5.       Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen.
6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.C.M. Wijgerde, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 21 december 2021
672