ECLI:NL:RVS:2021:2836

Raad van State

Datum uitspraak
15 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
202006876/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om inzage in persoonsgegevens op grond van de AVG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 november 2020. Het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar had op 25 oktober 2017 een verzoek van [appellant] om inzage in zijn persoonsgegevens op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) buiten behandeling gesteld. Op 16 juni 2017 had [appellant] verzocht om een compleet overzicht van alle over hem verwerkte persoonsgegevens in de periode van 17 juli 2014 tot 16 juni 2017. Na een vernietiging van het besluit van 3 april 2018 door de rechtbank, heeft het college op 7 maart 2019 alsnog een overzicht verstrekt van de verwerkte persoonsgegevens tot 7 maart 2019. [appellant] was van mening dat dit overzicht niet volledig was en heeft hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 26 november 2021 behandeld. Tijdens de zitting is [appellant] verschenen, evenals vertegenwoordigers van het college. De Afdeling heeft de argumenten van [appellant] beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat het college niet alle relevante persoonsgegevens had verstrekt en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat het college aan zijn verplichtingen had voldaan. De Afdeling concludeert dat het college voldoende heeft aangetoond dat het overzicht compleet is en dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het besluit van 7 maart 2019 niet in strijd met de AVG is genomen. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Uitspraak

202006876/1/A3.
Datum uitspraak: 15 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 november 2020 in zaak nr. 19/2083 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar.
Procesverloop
Bij besluit van 25 oktober 2017 heeft het college een verzoek van [appellant] op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp) buiten behandeling gesteld.
Bij besluit van 7 maart 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en aan [appellant] een overzicht verstrekt van verwerkingen van zijn persoonsgegevens.
Bij uitspraak van 19 november 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft bij brief van 15 november 2021 een nader stuk ingediend.
[appellant] heeft de Afdeling toestemming, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), verleend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2021, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.E.G. Otten en mr. J.J.T.M. Rutten, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 16 juni 2017 heeft [appellant] het college onder verwijzing naar artikel 35 van de Wbp verzocht om hem een compleet overzicht te verstrekken van alle over hem digitaal en op andere wijze verwerkte persoonsgegevens in de periode van 17 juli 2014 tot 16 juni 2017.
Het college heeft dit verzoek buiten behandeling gesteld. Nadat de rechtbank het besluit van 3 april 2018 tot niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van [appellant] tegen de buitenbehandelingstelling van het verzoek heeft vernietigd, heeft het college bij besluit van 7 maart 2019 alsnog een overzicht aan [appellant] verstrekt van de over hem verwerkte persoonsgegevens in de periode van 17 juli 2014 tot 7 maart 2019.
In het overzicht staan de soort verwerkingen genoemd onder het kopje "onderwerp". Tevens bevat het overzicht informatie over;
- de doelen van de verwerking,
- de categorieën van persoonsgegevens,
- de categorieën van ontvangers,
- bezwaartermijnen, en
- de herkomst van de persoonsgegevens.
In de bijbehorende bijlagen zijn per soort verwerking alle documenten opgenomen waarin de desbetreffende persoonsgegevens zijn verwerkt in de digitale systemen van de gemeente Zevenaar.
2.       Het door het college verstrekte overzicht is volgens [appellant] niet volledig. Ook de nadere uitwerking van het college bij brief van 22 januari 2020 is volgens hem niet voldoende. De rechtbank heeft geoordeeld dat het besluit van 7 maart 2019 niet in strijd met artikel 15 van de AVG tot stand is gekomen.
Hoger beroep
3.       [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het verstrekte overzicht van de verwerkingen van zijn persoonsgegevens binnen de gemeente Zevenaar in strijd is met zowel artikel 15 van de AVG als artikel 35 van de Wbp. Het overzicht is niet volledig, aldus [appellant].
Toepasselijk recht
4.       De Wbp is op 25 mei 2018 ingetrokken en vervangen door de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 (hierna: de AVG). Het besluit dat ter toetsing voorligt is het besluit van 7 maart 2019. Dat betekent dat in dit geding niet de Wbp van toepassing is, maar de AVG.
4.1.    Artikel 35 van de Wbp is vervangen door artikel 15 van de AVG.
4.2.    Artikel 15 van de AVG luidt:
"1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
e) dat de betrokkene het recht heeft de verwerkingsverantwoordelijke te verzoeken dat persoonsgegevens worden gerectificeerd of gewist, of dat de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens wordt beperkt, alsmede het recht tegen die verwerking bezwaar te maken;
f) dat de betrokkene het recht heeft klacht in te dienen bij een toezichthoudende autoriteit;
g) wanneer de persoonsgegevens niet bij de betrokkene worden verzameld, alle beschikbare informatie over de bron van die gegevens;
h) het bestaan van geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de in artikel 22, leden 1 en 4, bedoelde profilering, en, ten minste in die gevallen, nuttige informatie over de onderliggende logica, alsmede het belang en de verwachte gevolgen van die verwerking voor de betrokkene.
(…)
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.
(…)."
Wat is in geschil?
5.       In geschil is of het door het college aan [appellant] verstrekte overzicht van de verwerkingen van zijn persoonsgegevens in de periode van 17 juli 2014 tot 7 maart 2019 binnen de gemeente Zevenaar compleet is. De Afdeling beoordeelt dit in hoger beroep aan de hand van de door [appellant] aangevoerde gronden ter onderbouwing van zijn betoog.
23 collegevoorstellen en 8 andere documenten
5.1.    [appellant] voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college alle in die stukken over hem vermelde persoonsgegevens heeft verstrekt. Volgens [appellant] staan er meer persoonsgegevens over hem in de stukken dan het college heeft verstrekt. Het begrip "persoonsgegevens" moet immers ruimer worden opgevat dan alleen naam, adres, woonplaats, geboortedatum en aanduidingen als
oud-medewerker, verzoeker en bezwaarmaker. [appellant] acht het onbegrijpelijk dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het college alle in die stukken vervatte gegevens over hem heeft verstrekt, zonder die stukken te hebben opgevraagd en ingezien. De rechtbank gaat er te gemakkelijk vanuit dat overheidsinstanties altijd rechtmatig te werk gaan en de rechterlijke instanties volledig informeren.
5.2.    Volgens het college bevatten de stukken de volgende [appellant] betreffende persoonsgegevens:
1. [appellant];
2. [adres], [woonplaats];
3. Geboren [geboortedatum];
4. Klager;
5. Bezwaarmaker;
6. Verzoeker;
7. Oud-medewerker van de voormalige gemeente Zevenaar;
8. Ex-werknemer;
9. Betrokkene.
5.3.    Onder persoonsgegevens valt, gelet op artikel 4, aanhef en onder 1, van de AVG, alle informatie waarmee een betrokkene direct of indirect kan worden geïdentificeerd, waaronder een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van de betrokkene. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29 van de Awb kennis genomen van de door het college overgelegde 23 collegevoorstellen en 8 andere documenten.
Voor zover [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank de stukken ten onrechte niet heeft ingezien, is dit terecht voorgedragen. Dit leidt in dit geval evenwel niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak. De conclusie van de rechtbank dat het besluit van 7 maart 2019 niet in strijd met artikel 15 van de AVG tot stand is gekomen, houdt op dit punt stand.  Daartoe overweegt de Afdeling het volgende. Op grond van de inhoud van die documenten, bestaat geen reden om te twijfelen aan de volledigheid van het door het college aan [appellant] verstrekte overzicht, zoals hiervoor vermeld. Wat [appellant] heeft aangevoerd, biedt geen aanknopingspunten voor een ander oordeel. Bij de beoordeling van de stukken heeft de Afdeling in acht genomen dat het begrip persoonsgegevens ruimer moet worden opgevat dan alleen naam, adres, woonplaats, geboortedatum en aanduidingen als oud-medewerker, verzoeker en bezwaarmaker, zoals [appellant] terecht heeft aangevoerd.
Niet digitaal geregistreerde documenten
6.       [appellant] voert verder aan dat, anders dan het college stelt, er ook documenten zijn die niet in de digitale registratiesystemen ‘Join’ of voorloper ‘Corsa’ zijn opgenomen en gegevens over hem bevatten. Het college dient in zoverre alsnog een inzichtelijke zoekslag te verrichten, aldus [appellant].
6.1.    Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452), geldt dat, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene is die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, dat document toch onder het bestuursorgaan berust.
6.2.    Het betoog slaagt in zoverre evenmin. Het college heeft niet ongeloofwaardig toegelicht dat [appellant] inzage heeft gehad in alle hem betreffende persoonsgegevens die in de periode van 17 juli 2014 tot 7 maart 2019 door de gemeente zijn verwerkt. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat alle documenten binnen de organisatie in de desbetreffende periode zijn gedigitaliseerd. De Afdeling ziet evenals de rechtbank geen reden om daaraan te twijfelen. Niet is gebleken dat de door [appellant] bij de rechtbank naar voren gebrachte voorbeelden van documenten en de daarin opgenomen persoonsgegevens door de gemeente zijn verwerkt. De Afdeling acht de door het college ter zitting in dat kader gegeven toelichting, dat deze documenten niet bij de verrichte zoekslag naar voren zijn gekomen omdat het documenten betrof die vanwege vertrouwelijkheid niet zijn geregistreerd maar vernietigd, geloofwaardig. Het college heeft de digitale systemen nagezocht, maar heeft niet meer documenten gevonden dan op de aan [appellant] verstrekte lijst zijn opgenomen. [appellant] heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank is tot dezelfde conclusie gekomen. De door [appellant] bij brief van 12 november 2021 ingediende e-mail waarin "dhr. [appellant]" voorkomt, is volgens de ter zitting door het college gegeven toelichting niet in de zoektocht naar voren gekomen, omdat deze e-mail niet te herleiden is tot [appellant]. Het college heeft niet gezocht op de enkele term "[appellant]" omdat daarbij teveel zoekresultaten naar voren komen die geen betrekking hebben op [appellant] maar op andere personen of bedrijven met deze naam. De Afdeling vindt de gegeven toelichting afdoende. [appellant] heeft met die brief niet aannemelijk gemaakt dat het door het college aan hem verstrekte overzicht niet compleet is. Het overzicht bevat gelet op de door het college gehanteerde zoekopdrachten alle tot [appellant] te herleiden documenten met daarbij welke persoonsgegevens daarin zijn opgenomen. De conclusie van de rechtbank dat het besluit van 7 maart 2019 niet in strijd met artikel 15 van de AVG tot stand is gekomen, houdt ook in zoverre stand.
Slotsom
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, zij het - gelet op overweging 5.3 - met verbetering van de gronden waarop deze rust.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 15 december 2021
597