ECLI:NL:RVS:2021:2808
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot intrekking verblijfsvergunning
Op 15 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling had eerder een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd gekregen, maar deze was op 6 juli 2020 ingetrokken door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de vreemdeling opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 20 april 2021. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 23 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de aangevoerde argumenten, het voorlopig oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep mogelijk niet in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter besloten om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgelopen tot € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan in het openbaar op 15 december 2021.