ECLI:NL:RVS:2021:2806
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
Op 15 december 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. De aanvraag was oorspronkelijk afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 mei 2019. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 14 februari 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 9 april 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond verklaard.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H. Dogan, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord, waardoor er geen aanleiding was om in dit geval anders te oordelen.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 15 december 2021.