ECLI:NL:RVS:2021:2788
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak
Op 13 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 15 oktober 2021. In deze eerdere uitspraak werd het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, waardoor de staatssecretaris werd verplicht om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf.
De staatssecretaris verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De uitspraak van de rechtbank verplichtte de staatssecretaris niet om de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, en de uitvoering van de uitspraak zou geen gevolgen hebben die moeilijk ongedaan gemaakt konden worden. Bovendien was de voorzieningenrechter van mening dat de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vergde.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de staatssecretaris afgewezen en hem veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het verzoek zijn gemaakt. De kosten zijn vastgesteld op € 748,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 december 2021.