202105382/2/A3.
Datum uitspraak: 8 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Tholen,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 juli 2021 in zaak nr. 19/6301 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te Scherpenisse, gemeente Tholen,
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 22 mei 2019 heeft het college de aanvraag van [wederpartij] voor wijziging van haar persoonsgegevens in de Basisregistratie personen (hierna: Brp) afgewezen.
Bij besluit van 22 oktober 2019 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 juli 2021 heeft de rechtbank:
- het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard;
- het besluit van 22 oktober 2019 vernietigd;
- het besluit van 22 mei 2019 herroepen;
- bepaald dat het college de in de Brp geregistreerde gegevens van [wederpartij] in overeenstemming met haar aanvraag dient te wijzigen, zoals vermeld in overweging 5.4 van de uitspraak, en
- bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 22 oktober 2019.
Tegen deze uitspraak heeft het college hoger beroep ingesteld. Tevens heeft het college de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting aan de orde gesteld op 2 december 2021.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
1.1. Op 18 oktober 2018 heeft [wederpartij] een aanvraag gedaan voor wijziging van haar voornaam, geslachtsnaam, geboortedatum en -plaats en nationaliteit en van gegevens van haar vader en moeder in de Brp. Die gegevens zijn ontleend aan een verklaring als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder e, van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet brp). Ter staving van haar aanvraag heeft [wederpartij] documenten overgelegd.
1.2. Vraag is of onomstotelijk vaststaat dat de in de Brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn, de nieuwe gegevens juist zijn en of de nieuwe en oude gegevens betrekking hebben op dezelfde persoon. Die vraag leent zich niet voor beantwoording in deze voorlopigevoorzieningsprocedure. Of in afwachting van de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, moet worden beantwoord aan de hand van een belangenafweging. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat het doel van de Wet brp is dat gegevens in de Brp zo betrouwbaar en duidelijk mogelijk zijn en dat gebruikers van de gegevens erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Uitvoering van de aangevallen uitspraak leidt, zoals het college in zijn verzoekschrift aanvoert, tot gevolgen die zich bezwaarlijk laten herstellen. Gelet hierop en omdat [wederpartij] bij brief van 25 november 2021 te kennen heeft gegeven dat zij in deze voorlopigevoorzieningsprocedure geen verweer wenst te voeren, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat de aangevallen uitspraak wordt geschorst.
1.3. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K.S. Man, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 december 2021
629