ECLI:NL:RVS:2021:2674

Raad van State

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
1 december 2021
Zaaknummer
202106530/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake toelaatbaarheidsverklaring voor speciaal onderwijs

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 december 2021 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker, een ouder van een kind dat onderwijs volgt op de Leo Kannerschool, heeft het samenwerkingsverband verzocht om een toelaatbaarheidsverklaring voor zijn zoon, die momenteel individuele begeleiding ontvangt van de maatschap Quadraat. De voorzieningenrechter heeft eerder in een uitspraak van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1506, het hoger beroep van verzoeker gegrond verklaard en het besluit van het samenwerkingsverband vernietigd, waarbij de toelaatbaarheidsverklaring tot 31 juli 2020 werd gehandhaafd. In de huidige procedure heeft het samenwerkingsverband op 3 november 2021 het bezwaar van verzoeker tegen het besluit van 14 oktober 2019 opnieuw ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meent dat het samenwerkingsverband geen uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 25 november 2021, waar verzoeker en het samenwerkingsverband aanwezig waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de gemeente Leiden heeft toegezegd de begeleiding van verzoekers zoon te financieren voor maximaal vijf dagdelen per week voor een periode van maximaal twee jaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat er geen onomkeerbare gevolgen zijn en dat de bodemprocedure in het voorjaar van 2022 zal worden behandeld.

Uitspraak

202106530/2/A2.
Datum uitspraak: 2 december 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
verzoeker,
en
Stichting Samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO2801 (hierna: het samenwerkingsverband),
verweerder.
Procesverloop
Bij uitspraak van 14 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1506, heeft de Afdeling het hoger beroep van [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 december 2020 in zaak nr. 20/1895, gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het door [verzoeker] ingestelde beroep bij de rechtbank gegrond verklaard, het besluit van het samenwerkingsverband van 10 april 2020 vernietigd, voor zover daarbij de in het besluit van 14 oktober 2019 bepaalde duur van de toelaatbaarheidsverklaring tot en met 31 juli 2020 is gehandhaafd en bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de afgegeven toelaatbaarheidsverklaring doorloopt tot zes weken nadat het samenwerkingsverband een nieuw besluit op bezwaar heeft genomen en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt. Verder heeft de Afdeling bepaald dat tegen dat laatste besluit alleen bij haar beroep kan worden ingesteld.
Bij besluit van 3 november 2021 heeft het samenwerkingsverband het door [verzoeker] tegen het besluit van 14 oktober 2019 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] beroep bij de Afdeling ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
[verzoeker] en het samenwerkingsverband hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 november 2021, waar [verzoeker] en het samenwerkingsverband, vertegenwoordigd door mr. C.F.J. Haket-Adriaansen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting de Leo Kannerschool, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       [zoon] heeft gedurende vijf dagdelen per week individuele begeleiding van de maatschap Quadraat in Leiden. Om onderwijs te kunnen volgen bij Quadraat staat [zoon] ingeschreven op de Leo Kannerschool, een school voor voortgezet speciaal onderwijs, gevestigd in Oegstgeest. Op 14 oktober 2019 heeft het samenwerkingsverband een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven voor [zoon] waarbij hij toelaatbaar wordt geacht voor het voortgezet speciaal onderwijs. De toelaatbaarheidsverklaring had na verlenging een looptijd tot en met 31 juli 2021.
3.       Bij het besluit van 3 november 2021 is het samenwerkingsverband tot de conclusie gekomen dat het aan [zoon] geen toelaatbaarheidsverklaring voor de gehele schoolloopbaan toekent. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat in het geval van [zoon] er momenteel geen volledig ontwikkelingsperspectief is en er onvoldoende zicht is op zijn ondersteuningsbehoefte om voor het samenwerkingsverband te kunnen beoordelen of hij toelaatbaar kan worden verklaard voor het voortgezet speciaal onderwijs en of er een toelaatbaarheidsverklaring voor de gehele schoolloopbaan kan worden afgegeven.
4.       [verzoeker] voert aan dat het samenwerkingsverband geen uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2021. Het belang van [zoon] wordt geschaad omdat met de uitspraak was beoogd het onderwijs van [zoon] ook op de langere termijn voort te zetten. [verzoeker] betoogt verder dat kinderen op grond van internationale verdragen recht hebben op onderwijs en dat het onderwijssysteem voor een groep kinderen daarin niet voorziet. Het is zijns inziens wenselijk dat het ruimere aanbod van maatwerk op het gebied van onderwijs en zorg voor de kinderen die het aan gaat, kan functioneren.
[verzoeker] verzoekt om recht te doen aan de uitspraak van 14 jul 2021, om het besluit van 3 november 2021 te vernietigen en om ervoor te zorgen dat het onderwijs van zijn zoon gewoon kan worden voortgezet.
4.1.    Het samenwerkingsverband heeft een brief van het college van burgemeester en wethouders van Leiden (hierna: het college) van 23 november 2021 overgelegd naar aanleiding van een verzoek om als gemeente de inzet van ondersteuning door de aanbieder Quadraat voor [zoon] [verzoeker] te financieren. Het college stelt in deze brief dat de gemeente Leiden akkoord gaat met de financiering van ondersteuning door Quadraat voor [zoon] voor maximaal vijf dagdelen in de week voor een periode van maximaal twee jaar vanaf heden.
4.2.    Gelet op de toezegging van het college om de individuele begeleiding van [zoon] door Quadraat te financieren, kan de begeleiding voor twee jaar worden voortgezet. Deze termijn is voor [verzoeker] te kort, maar ruim voor het verstrijken van deze termijn zal de Afdeling uitspraak hebben gedaan op het beroep van [verzoeker]. Bij het antwoord op de vraag of het samenwerkingsverband met het nu door [verzoeker] bestreden besluit uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de Afdeling van 14 juli 2021 heeft [verzoeker] geen spoedeisend belang. Het door [verzoeker] gedane beroep op het in internationale verdragen gewaarborgde recht op onderwijs van het gehandicapte kind, betreft daarnaast een principiële vraag die nader onderzoek vergt en waartoe een procedure met betrekking tot een verzoek om voorlopige voorziening zich niet leent.
In de begeleiding van [zoon] verandert er naar verwachting feitelijk in de komende periode tot de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure weinig of niets nu de gemeente de financiering overneemt. Ook ontstaan er geen gevolgen die onomkeerbaar zijn. Het samenwerkingsverband heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het, als de Afdeling het beroep van [verzoeker] in de bodemprocedure gegrond zou verklaren en die uitspraak ertoe zou nopen om alsnog een toelaatbaarheidsverklaring te verstrekken, daaraan gevolg zal geven. Daarnaast heeft het ook in het besluit op bezwaar van 3 november 2021 vermeld dat als [verzoeker] zijn standpunt wijzigt dat er dan door de Leo Kannerschool dan wel een andere school voor voortgezet speciaal onderwijs opnieuw een aanvraag voor een toelaatbaarheidsverklaring ten behoeve van [zoon] bij het samenwerkingsverband kan worden ingediend en dat het samenwerkingsverband dit opnieuw zal beoordelen. Naar ter zitting gesteld, bestaat bij de Leo Kannerschool de hoop dat alsnog in overleg een oplossing kan worden gevonden. De mogelijkheid blijft dus bestaan om terug te gaan naar de situatie waarin de begeleiding door Quadraat via de Leo Kannerschool loopt. Gelet op dit alles bestaat geen aanleiding om in afwachting van het oordeel in de bodemzaak een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal bevorderen dat de Afdeling de bodemzaak in het voorjaar van 2022 ter zitting zal behandelen.
5.       Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om voorlopige voorziening  af te wijzen.
6.       Het samenwerkingsverband hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 2 december 2021