202004571/1/A3.
Datum uitspraak: 17 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
2. [appellant sub 2], wonend te Rotterdam,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2020 in zaak nr. 16/1634 in het geding tussen:
[appellant sub 2]
en
het college.
Procesverloop
Bij besluit van 25 september 2015 heeft het college besloten op een verzoek van [appellant sub 2] op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob-verzoek).
Bij besluit van 27 januari 2016 heeft het college het door [appellant sub 2] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij tussenuitspraak van 13 maart 2020 heeft de rechtbank het college opgedragen om een door haar geconstateerd gebrek te herstellen.
Bij uitspraak van 8 juli 2020 heeft de rechtbank het door [appellant sub 2] tegen het besluit van 27 januari 2016 ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant sub 2] moet nemen. Voor elke dag dat het college de termijn van zes weken overschrijdt, verbeurt het een dwangsom van € 250,-. Deze uitspraak is aangehecht.
Bij besluit van 18 augustus 2020 heeft het college opnieuw het door [appellant sub 2] tegen het besluit van 25 september 2015 gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de einduitspraak van de rechtbank van 8 juli 2020 en de tussenuitspraak van 13 maart 2020 heeft het college hoger beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
[appellant sub 2] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant sub 2] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 mei 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.H.F. Beiboer, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen. De voorzitter heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het college en [appellant sub 2] in de gelegenheid te stellen een nadere zoekslag te verrichten.
[appellant sub 2] heeft een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 23 september 2021, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S.B.H. Fijneman, E.J. de Koning en F.J. Smout, en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. A.H.F. Beiboer, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. In de jaren 2000-2005 zijn in de gemeente Rotterdam hekwerken geplaatst om criminaliteit tegen te gaan. De hekken zijn geplaatst door de toenmalige deelgemeente Charlois. Volgens [appellant sub 2] heeft de gemeente Rotterdam daarmee een inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht, omdat een hekwerk op zijn terrein staat. Hij heeft de gemeente Rotterdam in een brief van 6 januari 2016 gesommeerd de hekwerken te verwijderen.
1.1. In verband met een civielrechtelijk geschil tussen de gemeente en [appellant sub 2], heeft hij het college met een Wob-verzoek gevraagd informatie openbaar te maken over hekwerken die zijn geplaatst tussen het jaar 2000 en 2005 op de volgende locaties:
- Het hekwerk tussen het erf van de Schilperoortstraat 102 en de achtertuin van de Schilperoortstraat 100 B te Rotterdam;
- Het hekwerk tussen het erf van de Schilperoortstraat 102 en het achterpad van de woningen aan de Voornsevliet 3 t/m 13;
- Het hekwerk op de uitrit van het perceel Schilperoortstraat 102 naar uitrit aan de Rockanjestraat, gelegen tussen de Rockanjestraat 16 en de achtertuin van de Schilperoortstraat 88;
- Het hekwerk op het uitpad van de woningen aan de Voornsevliet 3 t/m 13 en de woningen van de Boergoensevliet 39 t/m 55, gelegen tussen de Voornsevliet 3 en de Boergoensevliet 55.
Besluitvorming
2. Bij het besluit van 25 september 2015 heeft het college [appellant sub 2] medegedeeld dat het niet over de gevraagde documenten beschikt. [appellant sub 2] is het niet eens met dat besluit en heeft bezwaar gemaakt. Volgens hem moet het college wel over documenten beschikken en moet het meer doen om documenten te achterhalen. Daarbij heeft [appellant sub 2] een document van het dagelijks bestuur van de deelgemeente Charlois van 25 juni 2003 overgelegd.
Het college heeft het bezwaar bij het besluit van 27 januari 2016 ongegrond verklaard. Het college stelt navraag te hebben gedaan bij medewerkers van de voormalige deelgemeente Charlois. Die medewerkers moesten zoeken in de archieven van de deelgemeente en in persoonlijke mappen, maar dat heeft geen resultaat opgeleverd. Ook bij de in- en uitgaande post is navraag gedaan, maar ook daar zijn geen documenten gevonden. Tot slot is in het fysieke archief van de gemeente geen relevant document gevonden. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het wel over documenten beschikt. Verder is het niet aannemelijk dat de documenten nog bewaard hadden moeten blijven, aldus het college.
Procedure bij de rechtbank
3. Tegen het besluit van 27 januari 2016 heeft [appellant sub 2] op 7 maart 2016 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij de mondelinge behandeling van het beroep op 29 september 2017 heeft de rechtbank het college en [appellant sub 2] voorgesteld om deel te nemen aan mediation. Zij hebben daarmee ingestemd. De mediation is in 2018 opgestart, maar heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.
3.1. De rechtbank heeft vervolgens de behandeling van het geschil voortgezet en op 13 maart 2020 een tussenuitspraak gedaan. De rechtbank heeft onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 mei 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1586, overwogen dat, voor zover wordt gevraagd om documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar daar wel zouden moeten zijn, van het college mag worden verwacht dat het redelijkerwijs al het mogelijke doet om de gevraagde documenten te achterhalen. Het college heeft weliswaar binnen de eigen organisatie voldoende gedaan om de documenten te achterhalen, maar heeft niet buiten die organisatie inspanningen verricht om de documenten te achterhalen. Onder andere gegevens over de openbare orde en de wijkveiligheid moeten op grond van de Archiefwet 1995 en het Vaststellingsbesluit selectielijst archiefbescheiden gemeentelijke en intergemeentelijke organen vanaf 1 januari 1996 (hierna: het Vaststellingsbesluit) langdurig bewaard worden en behoren daarom onder het college te berusten. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college in zoverre het besluit van 27 januari 2016 niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak het door haar geconstateerde gebrek te herstellen. 3.2. Op 11 mei 2020 heeft het college de rechtbank medegedeeld dat het verschillende pogingen heeft gedaan om contact op te nemen met de bewonersvereniging Werkgroep Oud Charlois, maar dat er nog geen reactie is binnengekomen. Op 5 juni 2020 heeft het college de rechtbank medegedeeld dat inmiddels contact was gelegd met de Werkgroep, maar dat er geen documenten zijn aangetroffen. Volgens het college is de conclusie dat ook buiten de eigen organisatie geen documenten zijn aangetroffen.
3.3. De rechtbank heeft in de einduitspraak van 8 juli 2020 overwogen dat het college na de daarvoor gegeven termijn haar heeft geïnformeerd over het nadere onderzoek. Omdat de rechtbank het onderzoek nog niet had gesloten, heeft zij de brief van het college van 5 juni 2020 niet buiten beschouwing gelaten. De brief is echter niet alleen te laat ingediend maar schiet ook inhoudelijk tekort. Het college had bij meer organisaties dan alleen de Werkgroep navraag moeten doen. De herstelpoging is daarom onvoldoende en neemt het gebrek niet weg, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft daarom het beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 januari 2016 vernietigd. Volgens de rechtbank heeft het college de zaak niet serieus genomen door zowel niet te verschijnen op de mondelinge behandeling van 20 december 2019 als gebrekkig te reageren op de tussenuitspraak. Daarom heeft de rechtbank aanleiding gezien om het college op te dragen binnen zes weken een nieuw besluit op het bezwaar van [appellant sub 2] te nemen. Voor elke dag dat het college die termijn overschrijdt, heeft de rechtbank bepaald dat het college een dwangsom van € 250,- per dag verbeurt.
Het hoger beroep
4. Het college betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het meer documenten moet hebben of dat deze documenten bij het college hadden moeten berusten. De gevraagde informatie bevond zich in het archief waarop op grond van de Archiefwet en het Vaststellingsbesluit vanaf 1 januari 1996 een bewaartermijn van tien jaar van toepassing was. Dat is onlangs ook nog geverifieerd bij archiefexperts van de gemeente. Alleen eventuele informatie over het jaar 2005 zou in het archief kunnen liggen, als die informatie al bestaat. De informatie over het Wijkveiligheidsprogramma 2000-2004 betreft informatie over algemene en beleidsmatige rapporten. Daarin is niet concreet een opdracht opgenomen ten aanzien van het plaatsen van de hekwerken. Voor zover die opdrachten zouden zijn gegeven, hoeft die informatie maar tien jaar bewaard te worden, aldus het college.
Verder betoogt het college dat, voor zover de documenten wel bij het college hadden moeten berusten, de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het onvoldoende heeft gedaan om die documenten te achterhalen. Hoewel de documenten niet meer bewaard hoefden te worden, heeft het toch een zoektocht naar de gevraagde informatie ondernomen. Binnen de eigen organisatie is veel gedaan om de informatie te vinden. Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de rechtbank, is er bekeken welke organisaties buiten de gemeente mogelijk relevante stukken zouden kunnen hebben. Alleen de bewonersvereniging Werkgroep Oud-Charlois zou documenten kunnen hebben. De bewonersvereniging heeft geen documenten kunnen vinden die betrekking hebben op het verzoek van [appellant sub 2]. Anders dan de rechtbank meent, heeft het de zaak dus wel serieus benaderd. Verder heeft het in de civiele procedure die [appellant sub 2] heeft aangespannen tegen de gemeente erkend dat de hekwerken in opdracht van de gemeente zijn geplaatst zodat daarmee inhoudelijk tegemoet is gekomen aan het doel van de Wob dan wel de informatiebehoefte van [appellant sub 2], aldus het college.
Het incidenteel hoger beroep
5. [appellant sub 2] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college voldoende inspanningen heeft verricht om binnen de eigen organisatie naar de verzochte documenten te zoeken. Het college heeft alleen gezocht naar documenten over de jaren van de plaatsing van de hekwerken en later, maar niet naar documenten van voor die periode. Van de periode voor het jaar 2000 moeten er ook documenten zijn. Zo moet voorafgaand aan de plaatsing van de hekwerken beleid zijn gemaakt, besluitvorming zijn geweest, vergunningen zijn aangevraagd en een aanbesteding hebben plaatsgevonden. Bovendien heeft het college geen vernietigingslijsten overgelegd waaruit blijkt dat de opgevraagde documenten daadwerkelijk zijn vernietigd. Een vernietigingslijst moet worden opgesteld op grond van artikel 8 van het Archiefbesluit 1995. Dat een dergelijke lijst niet lijkt te bestaan, zou betekenen dat de gevraagde documenten nog bestaan, zoals hij ook aannemelijk heeft gemaakt met de door hem ingebrachte documenten. Veel oudere documenten moeten nog bestaan, waaronder een wijkveiligheidsplan. Dat de documenten niet worden verstrekt heeft niet te maken met het niet kunnen vinden of het vernietigd zijn van de documenten, maar met onwelwillendheid van het college. Bovendien had voor het plaatsen van de hekwerken een bouwvergunning afgegeven moeten worden. Die bouwvergunning mag niet vernietigd zijn volgens het Vaststellingsbesluit, zodat het college daar nog over moet beschikken. Verder heeft het college geen informatie ingewonnen bij het huidige Hoofd Juridische diensten van het cluster Bestuurs- en Concernondersteuning, P. van Namen. Hij was jurist bij de deelgemeente Charlois en betrokken bij het realiseren van de hekwerken in de wijk. Daarnaast heeft het college gezegd alleen e-mailberichten van oud-medewerkers te hebben bekeken, maar daaronder bevond zich geen e-mail van Van Namen. Hij werkt namelijk nog voor het college. Ook een oud raadslid van de deelgemeente Charlois heeft tijdens een bespreking op 23 april 2015 gezegd dat er heel veel documentatie beschikbaar is. Ook bij dit raadslid heeft het college geen navraag gedaan. De rechtbank had dan ook de opdracht moeten geven om nader onderzoek te doen binnen de organisatie van het college, aldus [appellant sub 2].
Verder betoogt [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte een brief van het college van 5 juni 2020 heeft betrokken in haar oordeel. Deze brief is na het verstrijken van de door de rechtbank gestelde termijn ingediend. Het college heeft geen redenen aangevoerd waarom het te laat was met het indienen van de brief, zodat deze brief buiten beschouwing had moeten worden gelaten, aldus [appellant sub 2].
Het wettelijk kader
6. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in een bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
Beoordeling van de hoger beroepen
7. De hoger beroepen van het college en [appellant sub 2] zijn zodanig met elkaar verweven, dat de Afdeling de hoger beroepen tegelijkertijd zal beoordelen.
8. Zoals uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt (bijvoorbeeld uit de uitspraak van 31 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2617), is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. Zoals de Afdeling heeft geoordeeld in bijvoorbeeld de uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899, mag, voor zover openbaarmaking wordt verzocht van documenten die niet bij het bestuursorgaan berusten maar wel bij het bestuursorgaan hadden behoren te berusten, van dit bestuursorgaan worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen. 8.1 Ter zitting op 26 mei 2021 is het volgende besproken. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het al het mogelijke heeft gedaan om alle documenten die betrekking hebben op de bouw van vier hekwerken op te sporen. [appellant sub 2] is van mening dat het college niet goed heeft gezocht naar die documenten. Hij mag niet zelf in het Stadsarchief rondlopen, maar daar zouden nog documenten te vinden moeten zijn. Ook zouden er meer organisaties buiten de gemeente moeten zijn waar documenten te vinden moeten zijn. Het college heeft volgens [appellant sub 2] niet goed uitgelegd waarom het maar bij één organisatie buiten de gemeente heeft gezocht naar documenten. Voor zover documenten op grond van de Archiefwet vernietigd mochten worden, zijn er geen vernietigingslijsten overgelegd. Die vernietigingslijsten moeten volgens [appellant sub 2] bestaan.
Ter zitting is, om deze langslepende procedure tot een goed eind te brengen, afgesproken dat het college en [appellant sub 2] met elkaar in gesprek zouden gaan. Dat hebben zij weliswaar al tijdens een mediationprocedure geprobeerd en dat is mislukt, maar het college heeft toegezegd te zullen luisteren naar de argumenten van [appellant sub 2] over waar er nog documenten zouden kunnen zijn, om op die wijze alsnog de door hem gevraagde documenten te kunnen achterhalen. Daarbij moet opnieuw worden gezocht in het Stadsarchief, het archief van de gemeente en navraag worden gedaan bij de (leden van de) projectgroep Stadsvernieuwing Oud-Charlois. Mogelijk dat [appellant sub 2] ook nog aanwijzingen heeft over plekken waar gezocht moet worden. Met die aanwijzingen moet het college royaal omgaan.
8.2 Bij brief van 9 september 2021 heeft [appellant sub 2] laten weten dat het contact met het college moeizaam verliep. Volgens hem werd op SMS-berichten aan De Koning, de ambtenaar verantwoordelijk voor de zoekslag, niet gereageerd. Ook op zijn e-mailberichten aan het college werd volgens hem niet gereageerd.
Ter zitting hebben het college en [appellant sub 2] toegelicht dat op 7 september 2021 contact met hem is opgenomen. Het college heeft in een ter zitting overgelegd stuk uiteengezet hoe en waar het nader heeft gezocht naar documenten. [appellant sub 2] heeft toegelicht dat hij een lijst met zoekwoorden heeft opgestuurd waarmee het college op zoek kon gaan in de archieven naar documenten. Gebleken is dat het college en [appellant sub 2] er niet uit zijn gekomen. Volgens [appellant sub 2] moeten er nog meer documenten bij zowel het college als buiten de organisatie bestaan.
8.3 De Afdeling komt tot het oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat het college binnen de eigen organisatie voldoende heeft gedaan om te onderzoeken of het over meer documenten beschikt. Het college heeft uitgebreid uitgelegd dat en hoe het in het eigen archief heeft gezocht naar documenten en daarbij vele trefwoorden heeft ingetoetst, mede op aangeven van [appellant sub 2]. Dat heeft niet geleid tot de vondst van documenten die volgens [appellant sub 2] moeten bestaan. Het college is niet, zoals [appellant sub 2] betoogt, onwelwillend. Dat volgens [appellant sub 2] voor de plaatsing van het hekwerk beleid moet zijn gemaakt, besluitvorming moet zijn geweest, vergunningen moeten zijn aangevraagd en een aanbesteding moet hebben plaatsgevonden, betekent niet dat deze documenten ook daadwerkelijk bestaan. Het college heeft bovendien toegelicht dat de hekwerken zonder vergunning zijn geplaatst en dat een vergunning dan ook niet kan bestaan. Ook het door [appellant sub 2] genoemde wijkveiligheidsplan heeft het college, ondanks een zoekslag, niet gevonden. De enkele stelling dat vernietigingslijsten bestaan waaruit moet blijken dat documenten zouden moeten zijn vernietigd, betekent niet dat de door [appellant sub 2] genoemde documenten nog steeds bestaan. Uit het advies van de bezwaarschriftencommissie en het hogerberoepschrift blijkt dat het college uitgebreid heeft gezocht naar documenten bij medewerkers van de voormalige deelgemeente Charlois. Ter zitting bij de Afdeling heeft het college toegelicht dat het ook navraag heeft gedaan bij Van Namen, maar dat dit geen extra documenten heeft opgeleverd. [appellant sub 2] heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college desondanks binnen de eigen organisatie over meer documenten moet beschikken.
Het betoog van [appellant sub 2] faalt.
8.4 De Afdeling is verder van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat het college niet redelijkerwijs al het mogelijke heeft gedaan om de documenten die bij het college hadden moeten berusten te achterhalen. De rechtbank heeft buurtverenigingen weliswaar als mogelijke zoekplek benoemd, maar dat betekent niet dat uitsluitend bij de buurtvereniging moest worden gezocht. De rechtbank heeft het college mede in overweging gegeven om samen met [appellant sub 2] in een archief van de deelgemeente Charlois te gaan zoeken. [appellant sub 2] heeft daarnaast gemeld dat bij de Projectgroep Stadsvernieuwing Oud-Charlois gezocht moest worden naar documenten. Het college heeft echter alleen bij de Werkgroep Oud-Charlois gevraagd naar documenten. Het college heeft ook niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze het tot de conclusie is gekomen dat alleen bij de Werkgroep moest worden gezocht. Daarmee is het college tekortgeschoten in haar onderzoeksplicht. Voor zover [appellant sub 2] heeft betoogd dat ook naar documenten moest worden gezocht bij het Stadsarchief, geldt evenwel dat dit archief al openbaar is. De plicht tot openbaarmaking op grond van de Wob heeft geen betrekking op informatie die openbaar is. Vergelijk daarvoor de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ9056. Het betoog van het college faalt.
Heeft de rechtbank ten onrechte een brief van het college van 5 juni 2020 betrokken in haar oordeel?
9. In de tussenuitspraak van 13 maart 2020 heeft de rechtbank het college de opdracht gegeven om binnen acht weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek te herstellen. De termijn om het gebrek te herstellen verliep aldus op 8 mei 2020. Bij brieven van 11 mei 2020 en 5 juni 2020 heeft het college een reactie gegeven en medegedeeld dat het is gelukt om in contact te komen met de werkgroep Oud Charlois. Dat is na de door de rechtbank gestelde termijn van acht weken. Hoewel die termijn een bindende termijn is, verbindt de wet daaraan niet de consequentie dat de rechtbank gehouden is een nadien genomen besluit steeds buiten beschouwing te laten. Het is aan de rechtbank om te bepalen, mede gelet op de voortgang van het beroep, of een dergelijk besluit of zoals in dit geval de nadere reactie in de beoordeling van het beroep kan worden betrokken. [appellant sub 2] heeft de mogelijkheid gehad om op de reactie van het college te reageren. Daardoor heeft de rechtbank niet in strijd met de goede procesorde gehandeld en ziet de Afdeling geen aanleiding om te oordelen dat de rechtbank ten onrechte de brieven heeft betrokken in haar oordeel.
Het betoog faalt.
Conclusie over de hoger beroepen
10. Het voorgaande houdt in dat het hoger beroep van het college ongegrond is. Het incidenteel hoger beroep van [appellant sub 2] is eveneens ongegrond. De aangevallen uitspraken moeten worden bevestigd.
11. Het college moet de proceskosten vergoeden.
Het beroep tegen het besluit van 18 augustus 2020
12. Bij besluit van 18 augustus 2020 heeft het college, gevolg gevend aan de uitspraak van de rechtbank, het besluit van 27 januari 2016 vervangen. Dit besluit wordt, gelet op artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), gelezen in samenhang met artikel 6:19, eerste lid, van die wet, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. Het betoog van [appellant sub 2] dat de rechtbank ten onrechte het beroepschrift tegen het besluit van 18 augustus 2020 heeft doorgestuurd naar de Afdeling, slaagt daarom niet.
12.1. Bij het besluit van 18 augustus 2020 heeft het college de bezwaren van [appellant sub 2] tegen het besluit van 25 september 2015 opnieuw ongegrond verklaard. Volgens het college is uit onderzoek in het archief van de deelgemeente Charlois gebleken dat over de jaren 2001 tot en met 2014 geen documenten zijn gevonden die betrekking hebben op wijkveiligheid. In de inventarislijst van de deelgemeente Charlois is in diezelfde periode geen wijkveiligheidsplan opgenomen. De deelraad heeft op 9 juli 2001 wel het concept Veiligheidsprogramma 2001-2005 besproken. Dat concept is echter niet gearchiveerd, waardoor onduidelijk is of hierin concrete informatie was opgenomen over de hekwerken. Met betrekking tot het verzoek voor zover dat betrekking heeft op documenten die over de opdracht, financiën en het sleutelbeheer gaan, was het niet noodzakelijk om die documenten langer dan zeven respectievelijk tien jaar na afloop van de plaatsing van de hekwerken te bewaren. Eventuele documenten uit de periode 1999 tot en met 2004 zijn in 2015 al vernietigd. Op de vernietigingslijst staan geen documenten die betrekking hadden op het verzoek van [appellant sub 2]. Verder zijn geen vergunningen in het archief aangetroffen omdat de hekwerken niet vergunningplichtig waren, aldus het college.
12.2. [appellant sub 2] is het niet eens met het besluit van het college van 18 augustus 2020. Volgens hem is het besluit niet rechtsgeldig tot stand gekomen, omdat dit besluit uitsluitend per e-mail aan hem bekend is gemaakt en niet per post is nagezonden. Verder heeft het college in strijd met de opdracht van de rechtbank het besluit genomen. Het lijkt erop dat het college het besluit heeft genomen om te voorkomen dat het dwangsommen verschuldigd is. Dat is niet toegestaan, zo blijkt ook uit een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 september 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:3304. Het college neemt zijn belangen onvoldoende serieus. Vanaf het begin van de procedure heeft het college onvoldoende onderzoek ingesteld naar het bestaan van de gevraagde documenten. Ook nu geeft het college daar weer blijk van, omdat niet is gebleken dat het college zowel binnen als buiten de eigen organisatie nader onderzoek heeft gedaan. Onduidelijk is wat het college bij de Werkgroep Oud Charlois heeft opgevraagd. Verder waren de hekwerken wel vergunningplichtig, zodat daarvan stukken in het archief aanwezig moeten zijn. Ook het Wijkveiligheidsplan moet aanwezig zijn. Hij heeft in 2017 een Wijkveiligdheidsplan uit 1995 gevonden in het Stadsarchief. Het is niet aannemelijk dat, nadat in 1995 een Wijkveiligheidsplan is opgesteld, geen Wijkveiligheidsplannen meer zijn gearchiveerd. Dat het college op de vernietigingslijst geen documenten heeft aangetroffen die betrekking hebben op zijn verzoek is niet aannemelijk. Het college heeft bovendien geen kopie van de vernietigingslijst overgelegd. Ook mogen veel documenten niet vernietigd worden, zodat aannemelijk is dat de gevraagde documenten nog moeten bestaan. Dat er geen vernietigingslijsten zijn overgelegd of dat die documenten niet op de vernietigingslijsten staan, is een aanknopingspunt dat die documenten nog bestaan. De motivering van het college is aldus hetzelfde als het besluit dat de rechtbank met haar uitspraak heeft vernietigd, aldus [appellant sub 2]. 12.3. Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb, wordt een besluit dat gericht is tot één of meer belanghebbenden bekendgemaakt door toezending of uitreiking aan hen. Op grond van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, kan het bestuursorgaan een bericht elektronisch verzenden. Daarvoor is vereist dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij via die weg bereikbaar is. In het dossier zijn diverse e-mailberichten aanwezig van [appellant sub 2] gericht aan het college. Daaruit mocht het college afleiden dat [appellant sub 2] via die weg voldoende bereikbaar was. Bovendien heeft [appellant sub 2] kennis kunnen nemen van de inhoud van het besluit en heeft hij daartegen beroepsgronden kunnen formuleren. Het besluit van 18 augustus 2020 is dan ook rechtsgeldig bekend gemaakt.
12.4. Met de enkele stelling van [appellant sub 2] dat het college het besluit van 18 augustus 2020 heeft genomen om te voorkomen dat het dwangsommen verbeurt en daarmee misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid, heeft hij dat niet aannemelijk gemaakt. Bovendien was in de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 11 september 2018 het in die procedure bestreden besluit automatisch aangemaakt zonder dat een inhoudelijke beoordeling had plaatsgevonden. In deze zaak is het besluit niet automatisch aangemaakt en heeft het college blijk gegeven van een inhoudelijke beoordeling van de bezwaargronden van [appellant sub 2].
12.5. De Afdeling is verder van oordeel dat het besluit van 18 augustus 2020 er blijk van geeft dat het college zowel binnen als buiten de eigen organisatie een nader en voldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar het bestaan van documenten waarom [appellant sub 2] heeft gevraagd. Ter zitting heeft het college toegelicht dat het op negen verschillende plekken in het archief heeft gezocht. Daarnaast heeft het college aan zestig adressen via een brief gevraagd of de bewoners bekend zijn met documenten. Ook zijn vijf ambtenaren mondeling, via de e-mail en telefonisch bevraagd. Het college heeft ook navraag gedaan bij twee personen van de Bewonersvereniging Werkgroep Oud-Charlois. Zes medewerkers van de voormalige deelgemeente Charlois zijn zowel via de telefoon als via de e-mail bevraagd. In de applicatie Geobar is gezocht naar het bestaan van een vergunning. Tot slot heeft het college een fysiek bezoek gebracht aan het archief. Al deze pogingen hebben niet geleid tot de vondst van meer documenten. Deze mededeling komt de Afdeling niet ongeloofwaardig voor. Het is dan aan [appellant sub 2] om aannemelijk te maken dat de door hem genoemde documenten wel moeten bestaan. Dat is hem echter niet gelukt. De enkele stelling dat eventuele vernietigde documenten op een vernietigingslijst moeten staan of dat een Wijkveiligheidsplan zou moeten bestaan is onvoldoende om aan te nemen dat documenten wel moeten bestaan.
Het betoog faalt.
Conclusie over het van rechtswege ontstane beroep
13. Het voorgaande houdt in dat het van rechtswege ontstane beroep tegen het besluit van 18 augustus 2020 ongegrond is.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de aangevallen uitspraken van de rechtbank van 30 maart 2020 en 8 juli 2020 in zaak nr. 16/1634;
II. verklaart het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] tegen het besluit van 18 augustus 2020 ongegrond;
III. bepaalt dat van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam een griffierecht van € 532,00 wordt geheven;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.496,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 17 november 2021
BIJLAGE
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2:14
1. Een bestuursorgaan kan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
Artikel 3:41
1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
[…]
Artikel 6:19
1. Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
[…]
Artikel 6:24
Deze afdeling is […] van overeenkomstige toepassing indien hoger beroep, incidenteel hoger beroep, beroep in cassatie of incidenteel beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Wet openbaarheid van bestuur
Artikel 3
1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
[…]
Archiefwet 1995
Artikel 5
1. De zorgdrager is verplicht tot het ontwerpen van selectielijsten waarin tenminste wordt aangegeven welke archiefbescheiden voor vernietiging in aanmerking komen.
[…]
Artikel 9
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent het ontwerpen van lijsten als bedoeld in artikel 5 alsmede omtrent de vervanging en vervreemding van archiefbescheiden.
[…]
Archiefbesluit 1995
Artikel 8
De zorgdrager maakt van de vernietiging, vervanging of vervreemding een verklaring op, die ten minste een specificatie van de vernietigde, vervangen of vervreemde archiefbescheiden bevat, alsmede aangeeft op grond waarvan en op welke wijze de vernietiging, vervanging of vervreemding is geschied. Een exemplaar van deze verklaring wordt bewaard door het overheidsorgaan waaronder de archiefbescheiden zouden berusten, indien zij niet waren vernietigd, vervangen of vervreemd.