Uitspraak
Datum uitspraak: 17 november 2021
BESTUURSRECHTSPRAAK
lid van de enkelvoudige kamer
Raad van State
Op 28 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Gennep de emigratie van [appellant] in de basisregistratie personen (brp) verwerkt. Dit volgde op een aangifte van emigratie die op 23 mei 2019 via de website van de gemeente was ingediend, waarbij een Braziliaans adres als nieuw verblijfadres was opgegeven. [appellant] was het niet eens met deze uitschrijving en heeft bezwaar gemaakt, dat op 2 september 2019 door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank Limburg heeft op 26 november 2020 het beroep van [appellant] tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had overwogen dat de uitschrijving uit de brp een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het rechtsgevolgen heeft voor de rechtspositie van [appellant]. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de uitschrijving op rechtsgevolg is gericht, aangezien deze invloed heeft op de inschrijving van [appellant] in de brp en daarmee op zijn woonadres en eventuele uitkeringen.
De Afdeling heeft vastgesteld dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelf geen aangifte van emigratie heeft ingediend. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college mocht uitgaan van de door [appellant] ingediende aangifte. Het hoger beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd met verbetering van de gronden. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.