ECLI:NL:RVS:2021:252

Raad van State

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
201908003/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding uitkeringskosten na beëindiging dienstverband leraar bij Stichting Orion

In deze zaak heeft de Raad van State op 10 februari 2021 uitspraak gedaan over het beroep van Stichting Orion tegen de afwijzing van een verzoek om vergoeding van uitkeringskosten door het Participatiefonds. Het verzoek was ingediend naar aanleiding van de beëindiging van het dienstverband van een leraar, [persoon], die op 19 december 2015 in dienst was gekomen met een tijdelijke aanstelling. Deze aanstelling eindigde op 31 juli 2016, omdat Stichting Orion concludeerde dat [persoon] niet geschikt was voor het werken in het Voortgezet Speciaal Onderwijs. Na de beëindiging van het dienstverband heeft Stichting Orion op 3 juli 2018 verzocht om vergoeding van de uitkeringslasten, maar dit verzoek werd afgewezen omdat niet aan de voorwaarden van het Reglement Participatiefonds was voldaan. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat Stichting Orion onvoldoende inspanningen had verricht om [persoon] te begeleiden naar ander werk en dat de uitbetaling van een bedrag ter vrije besteding niet voldeed aan de vereisten van het Reglement. De Raad van State verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de afwijzing van het Participatiefonds.

Uitspraak

201908003/1/A2.
Datum uitspraak: 10 februari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
Stichting Orion, gevestigd te Amsterdam,
appellante,
en
het bestuur van het Participatiefonds (hierna: Participatiefonds),
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2018 heeft het Participatiefonds een verzoek van Stichting Orion om vergoeding van de uitkeringskosten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [persoon], afgewezen.
Bij besluit van 25 september 2019 heeft het Participatiefonds het door Stichting Orion hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Stichting Orion beroep ingesteld.
Het Participatiefonds heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2021, waar het Participatiefonds, vertegenwoordigd door mr. Huffmeijer en I. Ismahan el Assati, zijn verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.    Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van het geschil
2.    Stichting Orion is het bevoegd gezag van scholen in het openbaar speciaal onderwijs.
3.    [persoon] is op 19 december 2015 in dienst gekomen bij Stichting Orion met een tijdelijke aanstelling in de functie van leraar. Deze aanstelling liep van rechtswege af op 31 juli 2016. Stichting Orion heeft gedurende het dienstverband van [persoon] geconstateerd dat zij niet geschikt is voor het werken in het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO), de doelgroep van Stichting Orion. Daarom is besloten het dienstverband niet voort te zetten. [persoon] is bij brief van 21 juni 2016 op grond van het Reglement Participatiefonds voor het primair onderwijs schooljaar 2016-2017, versie 2 (hierna: het Reglement) het aanbod gedaan voor externe ondersteuning bij het vinden van een nieuwe werkplek. Stichting Orion heeft daarvoor een offerte aangevraagd bij Onderwijsherstart in Den Haag voor een loopbaanbegeleidingstraject van € 2.500,00. [persoon] is gevraagd of zij hiervan gebruik wil maken. Daarbij is haar tevens medegedeeld dat, mocht zij vooralsnog geen gebruik maken van de begeleiding naar ander werk, het aanbod voor de ondersteuning van kracht blijft gedurende de eerste drie maanden na de eerste dag waarop zij een Werkloosheidsuitkering ontvangt.
[persoon] heeft bij brief van 1 juli 2016 gereageerd dat zij geen ondersteuning wenst van Onderwijsherstart maar zich wil wenden tot een outplacementbureau in Amsterdam. Zij heeft verzocht de vergoeding voor loopbaanbegeleiding ter hoogte van het bedrag van € 2.500,00 direct aan haar te doen toekomen. Bij de brief van 11 juli 2016 heeft Stichting Orion [persoon] bericht hiermee akkoord te gaan onder de voorwaarde dat zij de ‘modelverklaringen’ die zij heeft ontvangen voor 14 juli 2016 getekend retourneert. In dat geval zal aan haar € 10.000,00 worden uitgekeerd, waarvan € 2.500,00 voortkomt uit het eerder gedane aanbod van 21 juni 2016.
4.    Op 3 juli 2018 heeft Stichting Orion het Participatiefonds verzocht om vergoeding van de uitkeringslasten die voortvloeien uit de beëindiging van het dienstverband van [persoon].
Besluitvorming
5.    Stichting Orion heeft het verzoek gedaan op grond van artikel 5:19 van het Reglement, te weten het niet voortzetten van een tijdelijk dienstverband (artikel 4.7, eerste lid, Collectieve arbeidsovereenkomst voor Primair Onderwijs - hierna: CAO PO) vanwege ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onder g, CAO PO. Bij brief van 24 juli 2018 heeft het Participatiefonds Stichting Orion medegedeeld dat er onvoldoende informatie is overgelegd om een besluit te kunnen nemen. In de brief is verzocht aanvullende documenten over te leggen waaronder een modelverklaring "verlengd aanbod ondersteuning extern" en een modelverklaring "gesprekkencyclus".
6.    Bij besluit van 27 september 2018, gehandhaafd bij besluit van 25 september 2019, heeft het Participatiefonds het vergoedingsverzoek van Stichting Orion afgewezen omdat niet aan de voorwaarden uit de artikelen 5:19:2 en 5:19:3 van het Reglement is voldaan. De kosten van de werkloosheidsuitkering(en) waarvoor het vergoedingsverzoek is ingediend zijn in mindering gebracht op de personele bekostiging die Stichting Orion van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ontvangt.
Gronden beroep
7.    Stichting Orion is het niet met dit besluit eens. Zij wijst erop dat met [persoon] regelingen zijn overeengekomen om haar verder tegemoet te komen, waaronder begeleiding voor schuldsanering. Stichting Orion heeft aan haar een extra bedrag toegekend voor ondersteuning extern. Dit bedrag is haar uitgekeerd op haar verzoek omdat zij geen begeleiding wenste van het voorgestelde bureau volgens de door Stichting Orion opgevraagde offerte. Alle handelingen zijn steeds ingezet met de bedoeling [persoon] zo snel mogelijk aan een geschikte nieuwe baan te helpen. Stichting Orion wijst erop dat, indien ervoor was gekozen alleen een afschrift van de aan [persoon] gerichte brief van 21 juni 2016 in te dienen met de getekende modelverklaringen, het Participatiefonds zonder meer het vergoedingsverzoek had toegekend. De brief van 11 juli 2016 is niet juist geformuleerd maar de bedoeling is zuiver geweest, aldus Stichting Orion.
Standpunt Participatiefonds
8.    Het Participatiefonds stelt zich op het standpunt dat de brief van 11 juli 2016 en de overgelegde ondertekende modelverklaring "aanbod ondersteuning extern" niet met elkaar stroken. Niet is voldaan aan artikel 5:19:3 van het Reglement. Uit de brief kan niet worden afgeleid dat voor de ontslagdatum van 1 augustus 2016 een activiteit is ingekocht voor de betrokken werknemer. Daarbij mag de werknemer geen vrij besteedbaar bedrag ontvangen. Het Participatiefonds verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Afdeling van 7 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:773, en 27 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1289.
Beoordeling
9.    Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat Stichting Orion activiteiten heeft ingekocht om [persoon] te begeleiden naar ander werk. Blijkens de brief van 21 juni 2016 heeft Stichting Orion wel externe ondersteuning aangeboden bij het vinden van een nieuwe werkplek, maar [persoon] wilde geen gebruik maken van het aangeboden loopbaanbegeleidingstraject bij Onderwijsherstart ter waarde van € 2.500,00. [persoon] heeft aangegeven gebruik te willen maken van een outplacementbureau in Amsterdam. Stichting Orion heeft daarop niet bij het door [persoon] gewenste outplacementbureau activiteiten ingekocht maar heeft het bedrag van € 2.500,00 op verzoek van [persoon] direct aan haar uitbetaald. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 5:19:3 van het Reglement.
10.    Evenmin is voldaan aan de ratio van deze bepaling. Deze heeft immers tot doel de kans op werkloosheid te verminderen, zodat minder werknemers in aanmerking komen voor een werkloosheidsuitkering en minder werkgevers een beroep hoeven te doen op het Participatiefonds. Het alleen beschikbaar stellen van een bedrag voor begeleiding is daartoe onvoldoende. Stichting Orion had meer inspanningen moeten verrichten. Zij had bijvoorbeeld bij [persoon] de gegevens van het door haar gewenste outplacementbureau kunnen opvragen om daar vervolgens een offerte aan te vragen voor loopbaanbegeleiding van [persoon]. Zij had [persoon] ook kunnen vragen zelf een offerte van het door haar gewenste outplacementbureau over te leggen. Ook had Stichting Orion in de brief van 11 juli 2016 aan [persoon], waarin is vermeld dat het bedrag van het eerder gedane aanbod van 21 juni 2016 aan haar zou worden uitgekeerd, waarborgen kunnen opnemen om ervoor te zorgen dat [persoon] dit bedrag daadwerkelijk zou aanwenden voor het inkopen van activiteiten, gericht op het vinden van werk. Stichting Orion heeft dat niet gedaan. Daarmee stond het bedrag van € 2.500,00 ter vrije besteding. Daarbij heeft het Participatiefonds terecht in aanmerking genomen dat, nu uit de stukken is gebleken dat [persoon] gebruik maakt van een schuldsaneringsregeling, het aan [persoon] uitbetaalde bedrag mogelijk zal worden gebruikt voor aflossing van haar schulden. Daarmee had de enkele uitbetaling van dit bedrag niet tot doel de vermindering van de kans op werkloosheid.
11.    Het Participatiefonds heeft ter zitting bevestigd dat, indien Stichting Orion uitsluitend de brief van 21 juni 2016, met daarin het aanbod voor het loopbaanbegeleidingstraject bij Onderwijsherstart, onder bijvoeging van de ondertekende modelverklaringen had ingediend, op basis daarvan de verzochte vergoeding van de uitkeringslasten was toegekend. In dat geval had de besluitvorming echter berust op de met deze stukken onjuist gewekte indruk dat was voldaan aan artikel 5:19:3 van het Reglement. Anders dan Stichting Orion stelt, is de afwijzing van het verzoek immers niet slechts het gevolg van een ongelukkige formulering van de brief van 11 juli 2016. Van daadwerkelijke activiteiten en waarborgen om ervoor te zorgen dat [persoon] met het bedrag daadwerkelijk gebruik zou maken van de mogelijkheid om begeleiding in te kopen is immers niet gebleken. Naar het oordeel van de Afdeling kan de enkele uitbetaling van een bedrag ter vrije besteding niet worden aangemerkt als een ondersteuningsaanbod als bedoeld in de artikel 5:19:3, tweede lid, van het Reglement.
12.    Gelet op het voorgaande, heeft het Participatiefonds de afwijzing van het vergoedingsverzoek terecht gehandhaafd.
13.    Het beroep is ongegrond.
14.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.J. van Eck, voorzitter, en mr. J.A. Hagen en mr. R.J.J.M. Pans, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.M. van Soest-Ahlers, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 10 februari 2021
343.
WETTELIJK KADER
Wet op het primair onderwijs (hierna: de WPO)
Artikel 137
1. Met inachtneming van de artikelen 120 en 121 verstrekt het Rijk jaarlijks aan het bevoegd gezag een bekostigingsbedrag ten behoeve van de personeelskosten.
[…]
Artikel 138
[…]
2. Op de bekostiging worden eveneens in mindering gebracht de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet. De eerste volzin is niet van toepassing, indien de rechtspersoon, bedoeld in artikel 184, op een daartoe strekkend verzoek van het bevoegd gezag, voorafgaand aan het ontslag heeft ingestemd met het ten laste van die rechtspersoon brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.
Reglement Participatiefonds voor het Primair Onderwijs en de Expertisecentra voor het schooljaar 2016-2017.
Artikel 3:1 Vergoedingsverzoek
De werkgever:
a. die een dienstverband van een werknemer beëindigt of een tijdelijk dienstverband niet voortzet; en
b. die wenst dat de uitkeringskosten die op grond van artikel 138, tweede lid, van de WPO of artikel 132, tweede lid, van de WEC voor rekening van de werkgever komen, ten laste van het Participatiefonds worden gebracht, dient bij het Participatiefonds een vergoedingsverzoek in.
Artikel 5:19 Grondslag vergoedingsverzoek: niet voortzetten tijdelijk dienstverband (artikel 4.7, eerste lid CAO PO) vanwege ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid als bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onder g CAO PO
Als het tijdelijk dienstverband na het verstrijken van het tijdvak waarvoor het is aangegaan niet wordt voortgezet omdat de werkgever van oordeel is dat sprake is van ernstige mate van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het verrichten van de functie door de werknemer zoals bedoeld in artikel 4.8, eerste lid, onder g van de CAO PO, dan komt de werkgever voor toewijzing van het vergoedingsverzoek in aanmerking indien de werkgever aan de voorwaarden van artikel 5:19:1 tot en met 5:19:3 heeft voldaan en de in die artikelen genoemde documenten heeft overgelegd.
Artikel 5:19:1 Meedelen reden niet voortzetten dienstverband aan werknemer
— 1. De werkgever heeft de reden voor het niet voortzetten van het dienstverband aan de werknemer meegedeeld.
— 2. De werkgever legt daartoe over een afschrift van de brief waarin de werkgever aan de werknemer heeft medegedeeld waarom hij het tijdelijk dienstverband niet wil voortzetten.
Artikel 5:19:3 Ondersteuning werknemer bij verwerven werkkring buiten eigen organisatie
—  1. Nadat de werkgever heeft geconcludeerd dat de werknemer niet behouden kan blijven voor de eigen organisatie heeft hij de werknemer ondersteuning geboden bij het verwerven van een werkkring buiten de eigen organisatie.
— 2. De werkgever legt daartoe over de modelverklaring 'aanbod ondersteuning extern’, die door beide partijen, voor de einddatum van het tijdelijk dienstverband is ondertekend. Uit de verklaring blijkt welke activiteiten de werkgever heeft ingekocht om de werknemer te begeleiden naar ander werk. De waarde van de ingekochte activiteiten hangt af van de duur van het dienstverband bij de werkgever en vertegenwoordigt een bedrag van:
a. minstens € 500,-- bij een dienstverband van minder dan 6 maanden;
b. minstens € 1.000,-- bij een dienstverband van 6 maanden of langer.
[…]