ECLI:NL:RVS:2021:2457

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
202106303/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning

Op 5 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenrechtelijke zaak. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 13 juli 2020 was afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 24 februari 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 15 september 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard, waarna de vreemdeling in hoger beroep ging en verzocht om een voorlopige voorziening.

De vreemdeling verzocht de voorzieningenrechter om de staatssecretaris op te dragen hem een verblijfsvergunning te verlenen, met het oog op de medische situatie van zijn adoptiemoeder. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat de staatssecretaris de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf uiteindelijk niet had mogen weigeren. Gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, heeft de voorzieningenrechter besloten geen voorlopige voorziening te treffen en het verzoek van de vreemdeling af te wijzen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee aanvragen voor een verblijfsvergunning worden beoordeeld en de afweging van belangen die daarbij een rol speelt. De voorzieningenrechter heeft in deze zaak geen aanleiding gezien om in te grijpen in de beslissing van de staatssecretaris.

Uitspraak

202106303/2/V3.
Datum uitspraak: 5 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 15 september 2021 in zaak nr. 21/1427 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 24 februari 2021 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat de staatssecretaris wordt opgedragen hem een verblijfsvergunning te verlenen, zodat hij, vooral met het oog op de medische situatie van zijn adoptiemoeder, spoedig rechtmatig verblijf in Nederland heeft, met zijn adoptieouders als gezin kan leven en zij gezamenlijk de adoptie-erkenningsprocedure in Nederland kunnen afronden.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de staatssecretaris de vreemdeling de gevraagde machtiging tot voorlopig verblijf uiteindelijk niet had mogen weigeren. Gelet op de belangen die staatssecretaris en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter geen voorlopige voorziening.
3.       Het verzoek wordt afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.
w.g. Bijloos
voorzieningenrechter
w.g. Annen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2021
47-985