ECLI:NL:RVS:2021:2455

Raad van State

Datum uitspraak
10 november 2021
Publicatiedatum
5 november 2021
Zaaknummer
202103035/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 10 november 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Het verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 mei 2021, waarin het beroep van [verzoeker] tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Dit besluit, genomen op 19 april 2019, betrof de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding door de Belastingdienst/Toeslagen. Het bezwaar dat [verzoeker] tegen dit besluit indiende, werd op 20 november 2019 eveneens ongegrond verklaard.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld tijdens een zitting op 29 oktober 2021, waar de Belastingdienst/Toeslagen werd vertegenwoordigd door mr. T. Kuijpers en D.J.M. Loffeld. In de overwegingen van de uitspraak werd opgemerkt dat de Afdeling op dezelfde dag in een andere zaak (nr. 202103035/1/A2) al had beslist op het hoger beroep van [verzoeker]. Hierdoor was er geen sprake meer van een geding, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk ongegrond was. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek afgewezen en bepaald dat de Belastingdienst/Toeslagen geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202103035/2/A2.
Datum uitspraak: 10 november 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 mei 2021 in zaak nr. 19/2335 in het geding tussen:
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 19 april 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen een verzoek van [verzoeker] om vergoeding van schade afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 6 mei 2021 heeft de rechtbank het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.
Tevens heeft [verzoeker] de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 oktober 2021, waar de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door mr. T. Kuijpers en D.J.M. Loffeld, is verschenen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van heden, in zaak nr. 202103035/1/A2, heeft de Afdeling op het hoger beroep van [verzoeker] beslist. Derhalve is geen sprake meer van een geding. Daarom dient het verzoek als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
2.       De Belastingdienst/Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Daalder
voorzieningenrechter
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021