ECLI:NL:RVS:2021:2366
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 3 februari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 februari 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om niet te worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft in eerdere uitspraak van 9 april 2021 al bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist, en dat hij recht heeft op opvang. Het nieuwe verzoek van de vreemdeling voegde hier niets aan toe en had geen verdere strekking dan het eerder toegewezen verzoek. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.