ECLI:NL:RVS:2021:2366

Raad van State

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
202101793/3/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 3 februari 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 februari 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en opnieuw verzocht om een voorlopige voorziening, waarbij hij vroeg om niet te worden uitgezet totdat er op het hoger beroep was beslist en om opvang en verstrekkingen te ontvangen.

De voorzieningenrechter heeft in eerdere uitspraak van 9 april 2021 al bepaald dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er op het hoger beroep is beslist, en dat hij recht heeft op opvang. Het nieuwe verzoek van de vreemdeling voegde hier niets aan toe en had geen verdere strekking dan het eerder toegewezen verzoek. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

Uitspraak

202101793/3/V2.
Datum uitspraak: 27 oktober 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling], verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 19 februari 2021 in zaak nr. NL20.4996 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 februari 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter opnieuw verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter opnieuw verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Bij uitspraak van 9 april 2021 in zaak nr. 202101793/2/V2 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de vreemdeling niet wordt uitgezet totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist. Dit betekent ook dat de vreemdeling recht op opvang heeft. Het nieuwe verzoek van de vreemdeling heeft geen verdere strekking dan het verzoek dat al is toegewezen.
3.       Het verzoek om voorlopige voorziening is daarom niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 oktober 2021
897