ECLI:NL:RVS:2021:2355
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende intrekking verblijfsvergunning
Op 21 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van een vreemdeling om een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 18 november 2019 de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd introk, de vreemdeling opdroeg de Europese Unie onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod tegen hem uitvaardigde. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de staatssecretaris verklaarde dit bezwaar op 3 september 2020 ongegrond.
De vreemdeling ging in beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 8 juli 2021 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De staatssecretaris ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. In de tussentijd had de staatssecretaris op 24 augustus 2021 het bezwaar tegen het oorspronkelijke besluit opnieuw ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling wederom beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gelet op de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep in stand zal blijven. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 21 oktober 2021.