ECLI:NL:RVS:2021:2131

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
202005766/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksregistratie en erkenning van een huwelijk in het buitenland met dubbele nationaliteit

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag op 14 juni 2019 het verzoek van [appellant] om zijn huwelijk in de basisregistratie personen (brp) te registreren afgewezen. [appellant], die zowel de Nederlandse als de Angolese nationaliteit heeft, had op 18 september 2009 een huwelijk voltrokken op het Angolese consulaat in Rotterdam, dat later in Angola is geregistreerd. Het college weigerde de registratie van het huwelijk, stellende dat de huwelijksvoltrekking in Nederland had plaatsgevonden en dat het huwelijk ingevolge artikel 10:30 van het Burgerlijk Wetboek alleen erkend kan worden als geen van beide partijen de Nederlandse nationaliteit heeft.

[appellant] voerde aan dat het huwelijk pas rechtsgeldig was na de registratie in Angola en dat het college ten onrechte het huwelijk als in Nederland voltrokken beschouwde. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van [appellant] ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 31 mei 2021, werd duidelijk dat [appellant] inmiddels in België woont, wat leidde tot de conclusie dat het college niet langer bevoegd was om wijzigingen in de brp aan te brengen.

De Afdeling oordeelde dat [appellant] geen rechtens te beschermen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet meer in Den Haag woonde. Het hoger beroep werd derhalve niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de complexiteit van huwelijksregistratie en erkenning in het geval van dubbele nationaliteit en de rol van de nationale wetgeving in combinatie met internationale verdragen.

Uitspraak

202005766/1/A3.
Datum uitspraak: 22 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 september 2020 in zaak nr. 19/7642 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
Procesverloop
Bij besluit van 14 juni 2019 heeft het college het verzoek van [appellant] om zijn huwelijk in de basisregistratie personen (hierna: de brp) te registreren afgewezen.
Bij besluit van 6 november 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 28 september 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 mei 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R.G. Groen, advocaat te Den Haag, is verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft zowel de Nederlandse als de Angolese nationaliteit. Op 18 september 2009 heeft op het Angolese consulaat in Rotterdam een huwelijksvoltrekking plaatsgevonden tussen [appellant] en [persoon]. Later is dit huwelijk geregistreerd in Angola.
2.       De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van de uitspraak.
3.       [appellant] heeft verzocht het huwelijk te registreren in de brp. Daarvoor heeft hij een uittreksel van een huwelijksakte uit Angola ingeleverd. Het college heeft dit verzoek afgewezen. Het college stelt zich op het standpunt dat de huwelijksvoltrekking in Nederland heeft plaatsgevonden ten overstaan van consulaire ambtenaren volgens de voorschriften van buitenlands recht. Dit huwelijk kan ingevolge artikel 10:30 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: het BW) alleen worden erkend als de man noch de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft. Omdat [appellant] ook de Nederlandse nationaliteit heeft, kan het huwelijk volgens het college niet worden erkend en dus niet worden geregistreerd.
4.       In bezwaar heeft [appellant] aangevoerd dat op 18 september 2009 slechts een huwelijksceremonie heeft plaatsgevonden. Pas met de registratie in Angola was het huwelijk voltrokken. Nu het huwelijk is voltrokken in Angola is er sprake van een in het buitenland voltrokken huwelijk. Ingevolge artikel 10:31, eerste lid, van het BW moet dit huwelijk worden erkend, aldus [appellant].
5.       Het college heeft in het besluit van 6 november 2019, onder verwijzing naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, het bezwaar ongegrond verklaard. Het blijft bij zijn standpunt dat het huwelijk in Nederland is voltrokken. Uit de huwelijksakte van de Angolese ambassade in Rotterdam volgt dat [appellant] en [persoon] op 18 september 2009 hebben verklaard elkaar aan te nemen tot echtgenoten. Dat het huwelijk later is geregistreerd in Angola, verandert niets aan de omstandigheid dat als locatie van het huwelijk Rotterdam, en daarmee Nederland, heeft te gelden, volgens het college.
6.       [appellant] is tegen dit besluit in beroep gegaan. Hij heeft daar dezelfde gronden aangevoerd als in het bezwaarschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college die gronden deugdelijk gemotiveerd heeft weerlegd en dat er geen aanleiding is de beroepsgronden te bespreken. Op de zitting bij de rechtbank heeft [appellant] nog aangevoerd dat de Portugese autoriteiten op verzoek van [persoon], die de Portugese nationaliteit heeft, het op het consulaat gesloten huwelijk wel hebben ingeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank dwingt dat het college echter niet tot inschrijving van het huwelijk in de brp.
7.       [appellant] heeft in hoger beroep hetzelfde aangevoerd als in bezwaar en in beroep. Daarnaast heeft hij een uittreksel van de Portugese ambassade te Brussel over het huwelijk overgelegd. Hij voert aan dat het onthouden van de erkenning van de geldigheid van het huwelijk, terwijl de geldigheid van dat huwelijk wel is erkend in Portugal, in strijd is met de ‘Verordening (EG) nr. 2201/2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1347/2000’ (hierna: de Verordening), artikel 1 van het ‘Verdrag inzake de erkenning van beslissingen betreffende de huwelijksband’ (hierna: het Verdrag) en artikel 8 van de ‘Overeenkomst betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand’ van 8 september 1976 (het Verdrag van Wenen van 1976, welk Verdrag door Nederland en Portugal is geratificeerd)’ (hierna: de Overeenkomst).
8.       Op de zitting bij de Afdeling heeft de gemachtigde van [appellant] verklaard dat [appellant] inmiddels in België woont. Gelet hierop is het college niet langer bevoegd zijn gegevens in de brp te wijzigen. Dat betekent dat hij geen rechtens te beschermen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep. Dat [appellant] er voor zou kunnen kiezen om terug te verhuizen naar Den Haag leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit onverlet laat dat hij op dit moment niet in Den Haag woont en het college dus niet meer bevoegd is om eventuele wijzigingen in de persoonsgegevens van [appellant] door te voeren. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2530. Als [appellant] zich opnieuw inschrijft in de gemeente Den Haag kan hij opnieuw een verzoek doen tot inschrijving van het huwelijk. In dat geval dient het college opnieuw te kijken naar met name de door [appellant] genoemde Overeenkomst.
Het betoog slaagt niet.
9.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
10.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Lange
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021
851
BIJLAGE
Overeenkomst betreffende de afgifte van meertalige uittreksels uit akten van de burgerlijke stand d.d. 8 september 1976 (het Verdrag van Wenen van 1976)
Artikel 8
De uittreksels vermelden de datum van hun afgifte en worden voorzien van de handtekening en het zegel van de autoriteit die ze heeft afgegeven. Zij hebben dezelfde rechtskracht als de uittreksels afgegeven overeenkomstig de in de Staat van afgifte geldende voorschriften van intern recht.
Zij worden zonder legalisatie of overeenkomstige formaliteit aanvaard op het grondgebied van iedere Staat die partij bij deze Overeenkomst is.
Burgerlijk Wetboek Boek 10
Artikel 30
Wat de vorm betreft kan een huwelijk in Nederland slechts worden voltrokken ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand met inachtneming van het Nederlandse recht, behoudens de bevoegdheid van buitenlandse diplomatieke en consulaire ambtenaren om, in overeenstemming met de voorschriften van het recht van de door hen vertegenwoordigde staat, aan de voltrekking van huwelijken mede te werken indien geen der partijen uitsluitend of mede de Nederlandse nationaliteit bezit.
Artikel 31
1. Een buiten Nederland gesloten huwelijk dat ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is of nadien rechtsgeldig is geworden, wordt als zodanig erkend.
[…].
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.8
1. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a en bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de burgerlijke stand in Nederland;
b. een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte, een besluit, een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke   uitspraak of een notariële akte, over het desbetreffende feit.
2. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
[…].
3. De gegevens over de burgerlijke staat worden, indien zij feiten betreffen die zich in Nederland hebben voorgedaan en waarvan een in Nederland geaccrediteerde consulaire ambtenaar van een ander land bevoegd een akte heeft opgemaakt die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, ontleend aan die akte.