ECLI:NL:RVS:2021:2118

Raad van State

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
202007093/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van omzettingsvergunning door college van burgemeester en wethouders van Vlissingen na constatering van niet-naleving van brandveiligheidsvoorschriften en bouwkundige gebreken

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 22 september 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de intrekking van zijn omzettingsvergunning door het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen. De intrekking vond plaats op 8 november 2018, nadat was geconstateerd dat het pand van [appellant] niet voldeed aan de brandveiligheidsvoorschriften en dat er bouwkundige gebreken waren. De vergunning was eerder op 13 februari 2018 verleend voor het omzetten van het pand in onzelfstandige woonruimte. Tijdens een controle op 15 februari 2018 bleek dat het pand niet aan de vereisten voldeed, en er volgden meerdere verzoeken van de gemeente om een actuele bewonerslijst te verstrekken. Het college heeft de vergunning ingetrokken omdat [appellant] niet voldeed aan de voorwaarden van goed verhuurderschap, zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Vlissingen 2017.

De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, waarop hij hoger beroep instelde. Tijdens de zitting op 4 augustus 2021 werd [appellant] vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. N.J. Moens. Het college werd vertegenwoordigd door S. Benhaddou en M. de Baar. De Afdeling oordeelde dat het college bevoegd was om de vergunning in te trekken, omdat [appellant] niet had voldaan aan de eisen van goed verhuurderschap, waaronder het bijhouden van een actuele bewonerslijst. De rechtbank had terecht overwogen dat het belang van handhaving zwaarder woog dan het financiële belang van [appellant]. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

202007093/1/A3.
Datum uitspraak: 22 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­West­Brabant van 18 november 2020 in zaak nr. 19/4553 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen.
Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2018 heeft het college de eerder aan [appellant] verleende omzettingsvergunning ingetrokken.
Bij besluit van 16 juli 2019 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 november 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2021, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. N.J. Moens, advocaat te Goes, en het college, vertegenwoordigd door S. Benhaddou en M. de Baar, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [appellant] is eigenaar van het pand aan de [locatie] in Vlissingen. Op 13 februari 2018 heeft het college aan [appellant] een vergunning verleend voor het omzetten van dit pand in onzelfstandige woonruimte, een zogenaamde omzettingsvergunning. Woonplaza, de door [appellant] ingeschakelde beheerder van het pand, huurt en beheert de onzelfstandige woonruimte en verhuurt deze door. Op 15 februari 2018 is tijdens een controle door een medewerker van de VeiligheidsRegio Zeeland geconstateerd dat het pand niet voldeed aan alle brandveiligheidsvoorschriften en dat sprake was van bouwkundige gebreken. Daarnaast heeft een medewerker van de gemeente Vlissingen in een e-mail van 16 februari 2018 Woonplaza verzocht om de persoonsgegevens van de bewoners van het pand te verstrekken. Nadat de gemeente had geconstateerd dat een reactie op dit mailbericht uitbleef heeft de toezichthouder basisregistratie, werkzaam bij de gemeente, bij brief van 5 maart 2018 op grond van artikel 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) [appellant] gevorderd om de persoonsgegevens van de bewoners van het pand te verstrekken. Op 22 maart 2018 heeft het college aan [appellant] een waarschuwing gegeven, omdat het pand niet in goede staat van onderhoud verkeerde en werd gehouden. Dat is volgens het college een overtreding van een van de voorwaarden van goed verhuurderschap, zoals die volgen uit de gemeentelijke Huisvestingsverordening Vlissingen 2017 (hierna: de Huisvestingsverordening) en de Beleidsnotitie en beleidsregels omzetten en splitsen zelfstandige woonruimte (hierna: Beleidsnotitie en beleidsregels). In de waarschuwing staat dat bij een volgende overtreding van de voorwaarden als gesteld met betrekking tot goed verhuurderschap, de Huisvestingsverordening en/of de Beleidsnotitie en beleidsregels, het college zal besluiten tot intrekking van de omzettingsvergunning. Op 26 juni, 10 juli en 24 juli 2018 hebben toezichthouders in het kader van de Wet basisregistratie personen controles uitgevoerd bij en in het pand. Tijdens deze controles is geconstateerd dat de personen die in het pand verbleven, niet overeen kwamen met de persoon die in de basisregistratie op het adres stond ingeschreven. Daarnaast is geconstateerd dat een aantal van de vastgestelde bouwkundige gebreken was hersteld. Op 11 september 2018 heeft het college aan [appellant] het voornemen bekend gemaakt om de omzettingsvergunning in te trekken, omdat niet aan voorschrift d. ‘’eisen aan goed verhuurderschap’’ uit de omzettingsvergunning werd voldaan. Het college heeft [appellant] in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. [appellant] heeft dat niet gedaan. Vervolgens heeft het college de omzettingsvergunning bij besluit van  8 november 2018 ingetrokken. Tegen dit besluit heeft [appellant] tijdig bezwaar gemaakt en, nadat het college dit ongegrond had verklaard, beroep ingesteld.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De rechtbank heeft vastgesteld dat het college heeft erkend dat de bouwkundige gebreken al voor het besluit van 8 november 2018 door [appellant] waren hersteld. Zij heeft overwogen dat uit de strekking van het besluit volgt dat het ook is gebaseerd op het niet bijhouden en verstrekken van een actuele bewonerslijst. Uit het besluit volgt dat [appellant] geen bewonerslijst heeft bijgehouden en niet heeft gereageerd op het verzoek van het college om de persoonsgegevens van de bewoners van het pand te verstrekken. Omdat de bewonerslijst ten tijde van het besluit nog niet aan het college was verstrekt, was het college volgens de rechtbank bevoegd om de vergunning in te trekken. Dat [appellant] niet apart is gewaarschuwd dat het niet aanleveren van een actuele bewonerslijst tot intrekking van de omzettingsvergunning zou kunnen leiden, leidt volgens de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat vaststaat dat [appellant] diverse malen door het college is verzocht om de persoonsgegevens van de bewoners te verstrekken. In het voornemen van 11 september 2018 is [appellant] erop gewezen dat het niet voldoen aan de vergunningvoorschriften zal leiden tot intrekking van de vergunning. [appellant] was dus gewaarschuwd voor de mogelijke consequentie van het niet aanleveren van een actuele bewonerslijst. Het college heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat het belang van handhaving prevaleert boven het financiële belang van [appellant], aldus de rechtbank.
Wettelijk kader
3.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Hoger beroep
4.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit is gebaseerd op de constatering dat hij geen bewonerslijst aan het college heeft verstrekt. De eis van het verstrekken van de bewonerslijst staat onder voorschrift ‘c.’, terwijl het besluit is gebaseerd op schending van voorschrift ‘’d.’. Hierdoor is het besluit gebaseerd op de constatering van het college dat hij geen bewonerslijst heeft bijgehouden. Hij heeft echter altijd een bewonerslijst bijgehouden. De enige grond voor instandhouding van het besluit is dat [appellant] ten tijde van het besluit geen actuele bewonerslijst heeft verstrekt. Uit de beleidsregels volgt echter dat hij alleen verplicht is om een bewonerslijst bij te houden, niet om die ook te verstrekken. Het verstrekken van de bewonerslijst valt daarom niet onder het voorschrift ‘goed verhuurderschap’. De rechtbank heeft volgens [appellant] voorts ten onrechte meegewogen dat hem tweemaal is verzocht om persoonsgegevens van de huidige bewoners aan te leveren. In deze verzoeken is hij niet op de consequentie van het niet overleggen van de persoonsgegevens gewezen, namelijk de intrekking van de omzettingsvergunning. In die verzoeken werd de grondslag van het verzoek bovendien niet kenbaar gemaakt. Omdat hij wel concreet is gewaarschuwd voor het niet naleven van het voorschrift dat de woonruimte in een goede staat van onderhoud dient te verkeren en te blijven, had het voor de hand gelegen om ook een concrete waarschuwing te geven voor het niet bijhouden en niet verstrekken van de bewonerslijst. Op het moment dat het hem duidelijk werd dat de bewonerslijst overhandigd moest worden, heeft hij dit ook gedaan. De rechtbank heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden. De rechtbank heeft tenslotte  miskend dat de minimale overtreding, het niet verstrekken van de bewonerslijst, niet in verhouding staat tot de verstrekkende gevolgen van de intrekking. Hij geniet nu maar beperkte huurinkomsten en kan geen nieuwe omzettingsvergunning meer aanvragen, omdat omzettingsvergunningen voor het desbetreffende gebied niet meer worden verstrekt, aldus [appellant].
Beoordeling hoger beroep
5.       Ingevolge artikel 24 van de Huisvestingswet stelt de gemeenteraad in de Huisvestingsverordening regels over de voorwaarden en voorschriften die burgemeester en wethouders kunnen verbinden aan een vergunning tot omzetting van een zelfstandige in onzelfstandige woonruimte. Ingevolge artikel 26 van de Huisvestingswet kan het college de vergunning intrekken als de voorwaarden of voorschriften, als bedoeld in artikel 24, niet worden nageleefd. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingsverordening, worden aan het verlenen van een omzettingsvergunning door burgemeester en wethouders voorwaarden verbonden over, onder andere, goed verhuurderschap. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder c, kan de omzettingsvergunning worden ingetrokken als de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet worden nageleefd. Het college heeft, voor zover relevant, de volgende voorschriften aan de omzettingsvergunning verbonden.
‘c. huurcontract
1. De verhuurder en huurder zijn verplicht een huurcontract af te sluiten. In het huurcontract moet de huurder toestemming verlenen aan de verhuurder om het huurcontract over te leggen aan het college in het kader van de Basisregistratie Personen (BRP)- administratie.
2. De verhuurder is verplicht zijn huurders aan- en af te melden voor de BRP bij het college. U bent verplicht uiterlijk de eerste van de eerstvolgende maand na verzending van deze vergunning een schriftelijk overzicht van het actuele bewonersbestand, met de daarbij behorende huurcontracten, over te leggen aan het college. Vervolgens is de verhuurder verplicht om per kwartaal een schriftelijk overzicht van het actuele bewonersbestand, met de daarbij behorende huurcontracten, te overleggen aan het college, met daarin opgenomen de naw-gegevens van de huurder en aanvang en einde vestiging. De genoemde bestanden dient u digitaal aan te leveren op het emailadres: adresonderzoek@vlissingen.nl.
3. Het niet voldoen aan de genoemde voorwaarden onder 1 en 2 kan leiden tot het intrekken van de vergunning door het college.
d. eisen aan goed verhuurderschap
1. Er is sprake van legale huisvesting: alle vereiste vergunningen zijn verleend en de vereiste meldingen zijn gedaan.
2. Er is sprake van huisvesting, die niet ten koste gaat van de leefbaarheid in de omgeving van de betreffende woonruimte:
• De woonruimte verkeert in goede staat van onderhoud en wordt in goede staat van onderhoud gehouden;
[…]
3. Er is sprake van geregeld beheer, waarbij iemand, niet zijnde een huurder van de woonruimte, is aangesteld:
• die toeziet op de hygiëne en veiligheid;
• aanspreekpunt is voor bewoners, omwonenden en overheden bij klachten; • 24 uur per dag bereikbaar is;
• Een actueel overzicht bijhoudt van de bewoners van het pand.’ Deze in voorschrift d. opgenomen ‘eisen aan goed verhuurderschap’ volgen ook uit de Beleidsnotitie en beleidsregels omzetten en splitsen zelfstandige woonruimte.
5.1.    Uit het besluit van 8 november 2018 volgt dat het college de vergunning op grond van artikel 9, eerste lid, onder c, van de Huisvestingsverordening heeft ingetrokken omdat de aan de vergunning verbonden eisen van ‘’goed verhuurderschap’’ zoals vermeld in voorschrift d. van de omzettingsvergunning niet zijn nageleefd. Onder voorschrift d. valt niet alleen de verplichting tot het bijhouden van een bewonerslijst, maar ook de verplichting van de verhuurder om alle vereiste meldingen te doen. Daaronder moet ook worden begrepen de verplichting huurders aan- en af te melden en een bewonerslijst zoals vermeld in voorschrift c. van de vergunning over te leggen.
5.2.    Hoewel [appellant] terecht stelt dat hij in de verzoeken van het college over het verstrekken van persoonsgegevens niet is gewezen op de consequentie van het niet overleggen daarvan, leidt dit niet tot het oordeel dat aan deze verzoeken geen gewicht toekomt. De grondslag van de verzoeken had [appellant] duidelijk kunnen worden na de vordering van 5 maart 2018. Daarin stond dat deze aansloot op het verzoek van 16 februari 2018. In de vordering wordt bovendien verwezen naar de contactgegevens van de toezichthouder, indien vragen bestonden over de vordering. Deze vordering had voor [appellant] aanleiding moeten zijn om de bewonerslijst alsnog te verstrekken, of om contact op te nemen met het college of de toezichthouder over de grondslag van de vordering. Hoewel uit de Beleidsnotitie en beleidsregels niet volgt dat het verplicht is om een bewonerslijst te verstrekken, volgt dit wel uit de voorschriften die het college aan de omzettingsvergunning heeft verbonden. [appellant] behoorde bekend te zijn met deze voorschriften.
5.3.    Het college heeft bovendien in het voornemen van 11 september 2018 [appellant] er nogmaals op gewezen dat het bevoegd is om de omzettingsvergunning in te trekken, indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet worden nageleefd. Daarnaast heeft een toezichthouder tijdens een van de controles met de vertegenwoordiger van Woonplaza gesproken over het verstrekken van de gegevens van de bewoners van het pand. De waarschuwing, de controles en het voornemen hadden voor [appellant] aanleiding moeten vormen om te controleren of aan alle voorschriften van de omzettingsvergunning werd voldaan. Daarmee had hij kunnen voorkomen dat het college gebruik zou maken van de bevoegdheid om de vergunning in te trekken.                                                                    Met de rechtbank is de Afdeling dan ook van oordeel dat aan de omstandigheid dat [appellant] geen aparte waarschuwing heeft ontvangen over de bewonerslijst, niet het gewicht toekomt dat hij daaraan gehecht wenst te zien. Tijdens de zitting van de Afdeling heeft [appellant] bij monde van zijn gemachtigde gesteld dat het contact met Woonplaza niet optimaal was en dat hij niet volledig was geïnformeerd. Dit neemt niet weg dat [appellant] als eigenaar van het pand verantwoordelijk blijft voor het naleven van alle voorschriften van de omzettingsvergunning. Nu [appellant] geen bewonerslijst heeft verstrekt voordat het college de vergunning heeft ingetrokken, en hij ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een actuele bewonerslijst heeft bijgehouden, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college bevoegd was om de vergunning in te trekken.
5.4.    Het betoog faalt.
Belangenafweging
6.       Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college in redelijkheid het belang van handhaving zwaarder heeft kunnen laten wegen dan het financiële belang van [appellant] bij behoud van de omzettingsvergunning. Volgens het college ontstaat een onwenselijke situatie indien een vergunninghouder zich niet aan de voorschriften van de verleende vergunning houdt. Het acht zich daarom gehouden om tegen voortdurende onwenselijke situaties op te treden. In hoger beroep heeft het college het belang van het bijhouden van een bewonerslijst verder verduidelijkt. Een bewonerslijst biedt uitkomst om te weten wie zich in het pand bevinden. Dit is onder meer met het oog op de veiligheid van de daar verblijvende personen, met name in geval van calamiteiten, van groot belang om te weten. Omdat de brandveiligheid in het pand een tijd niet op orde was, is het des te meer van belang dat bijvoorbeeld de brandweer bij een calamiteit weet hoeveel personen er in het pand aanwezig zijn, aldus het college. Gelet op het voorgaande heeft het college zich naar het oordeel van de Afdeling redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat geen sprake is van een geringe overtreding.
6.1.    Hoewel de Afdeling aannemelijk acht dat [appellant] door de ingetrokken omzettingsvergunning minder huuropbrengst geniet dan voorheen, heeft de rechtbank terecht overwogen dat hij dit niet met objectieve en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. [appellant] heeft ook niet aangetoond dat hij ten gevolge van de intrekking in een financiële noodsituatie terecht is gekomen. Tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter van 18 januari 2019 is gebleken dat [appellant] het pand destijds nog verhuurde aan twee gezinnen. [appellant] heeft toen verklaard dat de huuropbrengst € 650,00 minder was dan voorheen. Dit gevolg is niet zo onevenredig dat het college daarom had moeten afzien van intrekking van de omzettingsvergunning. Dat het college geen nieuwe omzettingsvergunningen meer verleent in het gebied waarin het pand van [appellant] is gelegen, laat onverlet dat [appellant] het pand nog steeds kan verhuren. Ter zitting bij de Afdeling is toegelicht dat hij dat ook nog steeds doet. Het verlies van de omzettingsvergunning is een risico dat kleeft aan het niet naleven van de vergunningsvoorschriften. Zoals onder 5.3 overwogen, had [appellant] kunnen weten dat het college zijn vergunning zou intrekken als hij zich niet aan die voorschriften hield.
6.2.    Het betoog faalt.
7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. H.C.P. Venema en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Klein
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 22 september 2021
176-973
Verzonden: 22 september 2021
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Huisvestingswet 24
Artikel 24
De gemeenteraad stelt in de huisvestingsverordening regels omtrent de gronden die tot weigering van een vergunning als bedoeld in artikel 21 of 22 kunnen leiden en de voorwaarden en voorschriften die burgemeester en wethouders kunnen verbinden aan een vergunning als bedoeld in die artikelen.
[…]
Artikel 26
1 Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in artikel 21 of 22 intrekken indien:
[…]
c. de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 24. niet worden nageleefd.
[…]
Huisvestingsverordening Vlissingen 2017
Artikel 8 Voorwaarden
1. Aan het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 3 worden door burgemeester en wethouders voorwaarden verbonden over:
[…]
c. de leefbaarheid en een geordend woon- en leefmilieu;
d. goed verhuurderschap;
[…]
Artikel 9 Intrekken en vervallen
1. De vergunning, als bedoeld in artikel 3, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken, indien:
[…]
c. de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet worden nageleefd;
[…]
BELEIDSNOTITIE EN BELEIDSREGELS OMZETTEN EN SPLITSEN
ZELFSTANDIGE WOONRUIMTE
Goed verhuurderschap
Als de vergunning tot omzetting en splitsing de leefbaarheidstoets doorstaat (en indien ook geen van de andere weigeringsgronden van toepassing is) kan de vergunning worden verleend. Indien verhuur van de gevormde woonruimte beoogd wordt, wat bij omzetting altijd het geval zal zijn, wordt aan het verlenen van de vergunning de voorwaarde van goed verhuurderschap verbonden (art. 8, sub e van de Huisvestingsverordening Vlissingen 2017). Daarmee wordt beoogd de leefbaarheid ook na de vergunningverlening te bevorderen.
Goed verhuurderschap houdt het volgende in:
• 1. Er is sprake van legale huisvesting: alle benodigde vergunningen zijn verleend en de vereiste meldingen zijn gedaan.
• 2. De woonruimte wordt verhuurd volgens de regels van het woningwaarderingsstelsel.
• 3. Er is sprake van huisvesting, die niet ten koste gaat van de leefbaarheid in de omgeving van de betreffende woonruimte:
-         de woonruimte verkeert in een goede staat van onderhoud en wordt in goede staat van onderhoud gehouden;
-         in het kader van veiligheid en voorkoming van overlast zijn huis- en leefregels opgesteld;
-         in de woonruimte zijn alarmnummers op een duidelijk zichtbare plaats aangegeven.
4. Er is sprake van geregeld beheer, waarbij iemand, niet zijnde een huurder van de woonruimte, is aangesteld:
-         die toeziet op de hygiëne en de veiligheid;
-         aanspreekpunt is voor bewoners, omwonenden en overheden bij klachten;
-         24 uur per dag bereikbaar is;
-         een actueel overzicht bijhoudt van de bewoners van het pand.
5. De verhuurder werkt bij overlast mee aan de aanpak, die de gemeente hanteert in het geval van woonoverlast en aan buurtbemiddeling.
Het niet voldoen aan de voorwaarde van goed verhuurderschap leidt tot het intrekken van de vergunning.