3.2.Progres heeft bij brief van 12 maart 2021 het hiervoor bedoelde rapport van BSP bij de Afdeling ingediend en het op dezelfde datum ook aan de raad gezonden. In het rapport wordt ingegaan op de door de raad ingediende rapportage van Broekhuis Rijs Advisering (hierna: BRA) en daarmee indirect ook op de door Progres eerder ingediende rapportage van Seinpost. De Afdeling overweegt dat de rapportage van BSP aansluit op wat Progres eerder naar voren heeft gebracht en waarop de raad schriftelijk heeft kunnen reageren. Voorts is de rapportage van BSP naar het oordeel van de Afdeling niet zodanig complex of omvangrijk dat de raad daarop ter zitting niet voldoende heeft kunnen reageren. Onder deze omstandigheden laat de Afdeling dit nadere stuk dan ook niet wegens strijd met een goede procesorde buiten beschouwing.
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.
5. Progres betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376/36; hierna: de Dienstenrichtlijn). In het plan worden volgens Progres gegeven rechten dan wel planologische mogelijkheden voor de vestiging van detailhandel, waaronder supermarkten, ontnomen. Deze beperkingen zijn volgens haar in strijd met artikel 14, aanhef en onder 5, en artikel 15, derde lid, onder b en c, van de Dienstenrichtlijn. Een analyse met specifieke gegevens ter onderbouwing van de verenigbaarheid van dit bestemmingsplan met de Dienstenrichtlijn, ontbreekt volgens Progres.
6. Volgens de raad is van strijd met de Dienstenrichtlijn geen sprake.
7. Partijen hebben de volgende rapporten laten opstellen:
- Progres: het rapport "Reactie op de ruimtelijke onderbouwing Ontwerp-bestemmingsplan 'Facetplan Delfzijl - Farmsum'" van Seinpost van februari 2019;
- de raad: de notitie "Aanvullend onderzoek supermarktstructuur Delfzijl" van BRA van 29 maart 2019;
- Progres: het rapport "Reactie op notitie ‘Aanvullend onderzoek supermarktstructuur Delfzijl’" van Seinpost van juli 2019;
- de raad: het rapport "EINDRAPPORT; Gemeente Delfzijl; Reactie op de branchebeperking Bestemmingsplan ‘Facetplan Delfzijl - Farmsum’; Specifiek: Weg naar Den Dam" van BRA van 9 juni 2020;
- Progres: het rapport "Reactie op Verweerschrift en Nader Verweerschrift m.b.t. voorgenomen ontwikkeling Steenfabriek Delfzijl" van Seinpost van februari 2021;
- Progres: het rapport "Delfzijl Steenfabriek Notitie Supermarkten" van BSP van 11 maart 2021;
- de raad: het rapport "Delfzijl; Reactie op branchebeperking Weg naar Den Dam" van Broekhuis Rijs & De Gier Advisering van 12 maart 2021.
Toetsingskader in de Dienstenrichtlijn
8. Artikel 14, aanhef en onder 5, van de Dienstenrichtlijn luidt als volgt:
"De lidstaten stellen de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit op hun grondgebied niet afhankelijk van de volgende eisen:
5) de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat, van een beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van de activiteit of van een beoordeling van de geschiktheid van de activiteit in relatie tot de door de bevoegde instantie vastgestelde doelen van economische planning; dit verbod heeft geen betrekking op planningseisen waarmee geen economische doelen worden nagestreefd, maar die voortkomen uit dwingende redenen van algemeen belang."
"1. De lidstaten onderzoeken of in hun rechtsstelsel de in lid 2 bedoelde eisen worden gesteld en zien erop toe dat eventueel bestaande eisen verenigbaar zijn met de in lid 3 bedoelde voorwaarden. De lidstaten passen hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan om de eisen met die voorwaarden in overeenstemming te brengen.
2. De lidstaten onderzoeken of de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit in hun rechtsstelsel afhankelijk wordt gesteld van de volgende niet-discriminerende eisen:
a. a) kwantitatieve of territoriale beperkingen, met name in de vorm van beperkingen op basis van de bevolkingsomvang of een geografische minimumafstand tussen de dienstverrichters;
3. De lidstaten controleren of de in lid 2 bedoelde eisen aan de volgende voorwaarden voldoen:
a. a) […];
b) noodzakelijkheid: de eisen zijn gerechtvaardigd om een dwingende reden van algemeen belang;
c) evenredigheid: de eisen moeten geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken; zij gaan niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.
9. In het bestemmingsplan "Delfzijl-Kern West" is aan het perceel Weg naar Den Dam 1 de bestemming "Bedrijf" toegekend.
Artikel 3.1 van de planregels luidt:
"De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven behorende tot de categorieën 1 en 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van bedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 1’ enkel bedrijven behorende tot de categorie 1 zijn toegestaan waarbij het bestaande gebruik (garagebedrijf) tevens is toegestaan;
De Staat van bedrijven omvatte binnen de categorieën 1 en 2 onder meer de volgende bedrijven:
10. Artikel 2 van de regels van het bestreden plan luidt:
"De regels van de bestemmingsplannen:
1. Delfzijl - Kern West' met identificatienummer NL.IMRO.0010., vastgesteld op 15 december 2011;'
blijven volledig van toepassing, met dien verstande dat: