202004400/1/R1.
Datum uitspraak: 8 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1], wonend te Schagerbrug, gemeente Zijpe,
2. [appellant sub 2], wonend te Schagerbrug, gemeente Zijpe,
3. [appellant sub 3], wonend te Schagen,
4. [appellant sub 4], wonend te Schagen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Schagen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 juni 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3] en [appellant sub 4] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2021, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. V.E. de Haas, advocaat te Schagen, [appellant sub 3], [appellant sub 4] en de raad, vertegenwoordigd door J.L. Tan en P. Houttuin, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Met het paraplu-omgevingsplan worden enkele aanpassingen aangebracht in de geldende bestemmingsplannen in de gemeente Schagen. Dit plan heeft een doorwerking op alle vastgestelde bestemmingsplannen voor de gehele gemeente. Het doel van het paraplu-omgevingsplan is de harmonisering van algemene bepalingen, definities en de wijze van meten in de geldende bestemmingsplannen, vooruitlopend op de Omgevingswet. Verder worden met het paraplu-omgevingsplan beleidswijzigingen in de geldende bestemmingsplannen verwerkt en omissies in die geldende bestemmingsplannen gerepareerd.
2. Het paraplu-omgevingsplan is een plan met een zogeheten verbrede reikwijdte zoals bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet (hierna: Chw) en artikel 7c Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet (hierna: Besluit uitvoering Chw).
De beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4]
3. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] wonen ieder in een bungalow in het plangebied op Park de Horn. Op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" is permanente bewoning van de bungalows niet toegestaan. Zij wonen in de bungalows met gebruikmaking van een gedoogbeslissing. Het paraplu-omgevingsplan maakt permanente bewoning van de bungalows niet mogelijk. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] kunnen zich daarom niet verenigen met het paraplu-omgevingsplan. Zij voeren aan dat de raad ten onrechte heeft nagelaten de op hun percelen rustende bestemming te wijzigen in die zin dat permanent wonen planologisch mogelijk wordt gemaakt. Hierbij doen zij een beroep op het gelijkheidsbeginsel door te verwijzen naar een ander perceel op Park De Horn waaraan de raad in het paraplu-omgevingsplan wel een woonbestemming heeft toegekend.
Ontvankelijkheid [appellant sub 4]
4. De raad betoogt dat het beroep van [appellant sub 4] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij niet tijdig een zienswijze heeft ingediend over het ontwerp paraplu-omgevingsplan.
4.1. Op grond van de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
4.2. Artikel 6:13 van de Awb luidt: "Geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld."
4.3. [appellant sub 4] heeft niet tijdig een zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht.
4.4. Onder verwijzing naar de uitspraak van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, overweegt de Afdeling echter dat artikel 6:13 van de Awb aan [appellant sub 4] niet zal worden tegengeworpen, gelet op de totstandkoming van het bestreden besluit met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Zijn beroep is daarom ontvankelijk. Intrekking beroepsgrond
5. Ter zitting hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hun beroepsgrond over de publicatie van het ontwerp paraplu-omgevingsplan ingetrokken.
Voorbereidingsbesluit
6. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen dat het paraplu-omgevingsplan niet het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" kan wijzigen, aangezien het voorbereidingsbesluit "Recreatieterreinen Harenkarspel/Park de Horn" van kracht was. Hierdoor was het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" niet meer van kracht, aldus [appellant sub 3] en [appellant sub 4].
6.1. De Afdeling overweegt dat een voorbereidingsbesluit een verklaring van de raad betreft dat een bestemmingsplan voor een bepaald gebied wordt voorbereid. Het hiervoor genoemde voorbereidingsbesluit is op 9 april 2019 door de raad genomen om ongewenste ontwikkelingen te voorkomen. Met een voorbereidingsbesluit wordt een voorbereidingsbescherming beoogd, waarmee een aanhoudingsplicht geldt voor bouw- en aanlegactiviteiten. Dit betekent dat omgevingsvergunningen die passen binnen het van kracht zijnde bestemmingsplan nog niet mogen worden verleend. Het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" was ten tijde van het nemen van het bestreden besluit nog steeds van kracht, er gold slechts een aanhoudingsplicht voor bouw- en aanlegactiviteiten. Het voorbereidings-besluit was van kracht tot het moment waarop het paraplu-omgevingsplan in werking trad.
Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het paraplu-omgevingsplan het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" niet kon wijzigen wegens het bestaan van een voorbereidingsbesluit. Het voorbereidingsbesluit is immers genomen met het oog op de verwachte vaststelling van het paraplu-omgevingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Parapluplan
7. Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aanvoeren dat de naam "parapluplan" niet juist wordt gebruikt en toegepast aangezien de wijzigingen slechts zien op één bestemmingsplan, overweegt de Afdeling dat, wat daar verder ook van zij, dit niet afdoet aan de rechtmatigheid van het paraplu-omgevingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Beheerderswoning
8. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat in het paraplu-omgevingsplan hun woningen ten onrechte niet als beheerderswoningen zijn bestemd. [appellant sub 3] heeft in dit verband betoogd dat hij een aanvraag heeft ingediend voor de wijziging van zijn recreatiewoning in een beheerderswoning. De raad heeft volgens hem echter nooit op deze aanvraag gereageerd. [appellant sub 3] stelt daarom van rechtswege een beheerderswoning te hebben verkregen. Ter zitting hebben [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hieraan toegevoegd dat de raad aan de woning van een andere bewoner van het park wel de aanduiding beheerderswoning heeft toegekend. Dit levert volgens hen een ongelijke behandeling op.
8.1. Ter plaatse van de percelen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] geldt op grond van het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 2". Daar is een beheerderswoning toegestaan.
Artikel 1.11 van het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" bevat een definitie van het begrip "beheerderswoning/bedrijfswoning" en luidt: "een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;".
8.2. De Afdeling stelt vast dat de bungalows van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] niet als beheerderswoningen zijn bestemd in dat bestemmingsplan. Met de inwerkingtreding van het paraplu-omgevingsplan is het bestemmingsplan "Recreatieterreinen Harenkarspel" gewijzigd. Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] stellen dat hun woningen ten onrechte niet als beheerderswoningen zijn bestemd in het paraplu-omgevingsplan, overweegt de Afdeling als volgt. De aanvraag die [appellant sub 3] heeft ingediend voor een beheerderswoning betreft geen volledige aanvraag. De raad hoefde hiermee ten tijde van het vaststellen van het paraplu-omgevingsplan dan ook geen rekening te houden.
Van een van rechtswege verleende vergunning voor een beheerderswoning is gelet hierop ook geen sprake. Overigens heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zijpe (nu: de gemeente Schagen) voor zowel de woning van [appellant sub 3] als de woning van [appellant sub 4] een gedoogbeslissing afgegeven, die inhoudt dat er niet handhavend tegen hen wordt opgetreden omdat zij hun recreatiewoningen permanent bewonen. In wat [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voor het overige hebben aangevoerd heeft de raad in redelijkheid geen aanknopingspunten hoeven zien om hun recreatiewoningen als beheerderswoningen te bestemmen in het paraplu-omgevingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3"
9. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen verder dat hun woningen in het paraplu-omgevingsplan ten onrechte niet de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3" hebben gekregen, zoals met drie andere parken in de omgeving wel is gebeurd. In dit verband stellen zij dat alle woningen in Park de Horn de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3" zouden moeten krijgen.
9.1. De raad heeft toegelicht dat er bij de vaststelling van het paraplu-omgevingsplan voor gekozen is om alleen omissies voor specifieke percelen mee te nemen die bekend waren ten tijde van het opstellen van dat plan. De raad heeft verder toegelicht dat er met het paraplu-omgevingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. In dit verband heeft de raad ter zitting toegelicht dat het niet bestemmen van de bungalows van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] als "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3" geen omissie betreft. In wat [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben aangevoerd heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om hun bungalows wel als zodanig te bestemmen. Dit laat onverlet dat [appellant sub 3] en [appellant sub 4] een aanvraag kunnen indienen bij de raad om een wijziging in "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3" te verkrijgen voor hun bungalows, waarmee permanente bewoning wordt toegestaan.
Voor zover [appellant sub 3] en [appellant sub 4] hebben betoogd dat alle woningen in het park de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatie 3" zouden moeten krijgen, overweegt de Afdeling dat zij in rechte alleen voor hun eigen belangen kunnen opkomen, nu zij niet zijn gemachtigd om ook namens de andere bewoners van het park te procederen. Gelet hierop behoeft dit betoog verder geen inhoudelijke bespreking.
Het betoog slaagt niet.
Overgangsrecht
10. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] voeren verder aan dat de raad ten onrechte geen overgangsrecht heeft opgenomen in het plan, waardoor het permanent bewonen van hun bungalows, in overeenstemming met de genomen gedoogbeslissing, niet is gegarandeerd. De stelling van de raad dat in bijlage 3 bij het paraplu-omgevingsplan overgangsrecht is opgenomen is daarnaast niet juist volgens hen, aangezien dit overgangsrecht niet vindbaar is. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] aldus dat de raad ten onrechte geen persoonsgebonden overgangsrecht heeft opgenomen in het plan.
10.1. Artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) luidt: "Indien toepassing van het overeenkomstig artikel 3.2.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen."
10.2. De Afdeling overweegt dat het gebruik voor permanente bewoning van de bungalows niet in het plan is geregeld. Dit betekent dat dit gebruik in planologisch opzicht niet is toegestaan. Niet in geding is echter dat niet handhavend zal worden opgetreden tegen de permanente bewoning van de bungalows, nu daarover gedoogbeslissingen zijn genomen. De raad heeft niet aannemelijk gemaakt dat in alle gevallen het gebruik voor permanente bewoning op basis van een gedoogbeslissing reeds tijdens de periode van in beginsel 20 jaar, zoals bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw, zal worden gestaakt. Om die reden acht de Afdeling het niet uitgesloten dat in een aantal gevallen het met het plan strijdige gebruik tot na deze periode zal worden voortgezet. Wanneer er op dat moment een nieuw plan in werking treedt zonder dat het huidige plan voorziet in persoonsgebonden overgangsrecht, vormt dat een belemmering voor het verder gedogen van de permanente bewoning. Een persoonsgebonden gedoogbeslissing kan in juridisch opzicht namelijk niet gelijk worden gesteld met in een plan opgenomen persoonsgebonden overgangsrecht. Gelet op deze omstandigheden heeft de raad niet mogen afzien van het opnemen van een overgangsregeling als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Bro voor die gevallen waarvoor een gedoogbeslissing is genomen, terwijl niet op voorhand vaststaat dat het gebruik voor permanente bewoning binnen de periode van in beginsel 20 jaar, zoals bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van het Besluit uitvoering Chw, zal worden beëindigd. De Afdeling overweegt nog dat in dit geval een termijn zou kunnen worden opgenomen overeenkomstig de aan de gedoogbeslissingen verbonden termijn, zodat deze gelijklopen.
De betogen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] slagen in zoverre. Het bestreden besluit is in zoverre niet met de ingevolge artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid voorbereid.
Gelijkheidsbeginsel
11. [appellant sub 3] en [appellant sub 4] betogen tot slot dat het paraplu-omgevingsplan in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld. Zij voeren hiertoe aan dat aan bungalow nummer […] op Park de Horn wel een woonbestemming is toegekend.
11.1. Over bungalow nummer […] op Park de Horn, heeft de raad tijdens de zitting toegelicht dat deze bungalow geen deel meer uitmaakt van het park en al in 2016 als zomerwoning is bestemd, behorende bij het woonhuis aan de Dorpsstraat 30 in Dirkshorn. De Afdeling stelt vast dat ter plaatse van de zomerwoning permanente bewoning niet is toegestaan. Alleen al daarom is van een gelijk geval geen sprake.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12. De beroepen van [appellant sub 3] en [appellant sub 4] zijn gegrond. Het besluit tot vaststelling van het paraplu-omgevingsplan dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover daarin geen regels als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Bro zijn opgenomen.
Het beroep van [appellant sub 2]
13. [appellant sub 2] woont aan de [locatie 1] in Schagerbrug. [appellant sub 2] betoogt dat de tweede woning op haar perceel ten onrechte niet als zodanig is bestemd in het paraplu-omgevingsplan. Het betreft de woning met nummer [locatie 2].
Voorbereiding van het besluit
14. [appellant sub 2] betoogt dat de raad het besluit van 30 juni 2020 niet zorgvuldig en in strijd met de rechtszekerheid heeft voorbereid. In dit verband voert zij aan dat de raad niet heeft gereageerd op haar zienswijze waarbij zij heeft gewezen op de voor haar woning aan de [locatie 2] verleende bouwvergunning en het gespreksverslag van 5 november 2015.
14.1. De Afdeling overweegt dat artikel 3:46 van de Awb zich er niet tegen verzet dat de raad de zienswijzen samengevat weergeeft. Voor een voldoende motivering is het niet nodig dat op elk argument afzonderlijk en uitgebreid wordt ingegaan. Niet is gebleken dat bezwaren of argumenten van [appellant sub 2] niet in de besluitvorming van de raad zijn betrokken.
Het betoog slaagt niet.
Niet als zodanig bestemd
15. [appellant sub 2] betoogt dat haar woning met het adres [locatie 2] ten onrechte niet als zodanig is bestemd in het voorliggende paraplu-omgevingsplan. In dit verband voert zij, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2416, onder 17, aan dat er tijdens de procedure over het bestemmingsplan "Buitengebied Zijpe" door de raad foutieve informatie is verstrekt. Dit heeft de raad in het gespreksverslag van 5 november 2015 ook erkend, volgens [appellant sub 2]. Ook voert zij in dit kader aan dat er in 1985 een bouwvergunning voor haar woning is verleend en dat de onbewoonbaarverklaring van deze woning is opgeheven. [appellant sub 2] stelt tot slot dat haar woning in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (hierna: BAG) staat opgenomen, zodat de woning als zodanig bestemd zou moeten worden in het paraplu-omgevingsplan. 15.1. De raad heeft toegelicht dat een aantal omissies in geldende bestemmingsplannen is hersteld in het paraplu-omgevingsplan. Het gaat daarbij volgens de raad om een aantal verbeteringen die zien op geringe omissies in de planregels en/of de verbeelding. De raad stelt zich op het standpunt dat er bij het perceel van [appellant sub 2] geen sprake is van een omissie.
15.2. De Afdeling stelt vast, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2416, dat de woning met het adres [locatie 2] niet positief is bestemd. Ter zitting is daarnaast door [appellant sub 2] toegegeven dat deze woning in de afgelopen jaren steeds wisselend door een of meer anderen is bewoond. Dat er hierbij geen sprake was van een "bed en breakfast" maakt niet dat er sprake was van permanente bewoning. Dat in 1985 een bouwvergunning voor deze woning is verleend en de onbewoonbaarverklaring van deze woning is opgeheven, maakt ook niet dat sprake is van permanente bewoning ervan door een ander huishouden dan [appellant sub 2]. De raad heeft in hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd geen reden hoeven te vinden om de tweede woning van [appellant sub 2] positief te bestemmen in het paraplu-omgevingsplan.
Het betoog slaagt niet.
Herhalen zienswijze
16. Voor zover [appellant sub 2] verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van beantwoording is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 2] heeft in haar beroepschrift en ter zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging hiervan onjuist zou zijn.
Conclusie
17. Het beroep is ongegrond.
Het beroep van [appellant sub 1]
18. [appellant sub 1] woont aan de [locatie 3] in Schagerbrug. Hij wenst in de toekomst onder meer de mogelijkheid te hebben van een bedrijfswoning, een autobedrijf en detailhandel op zijn perceel. Hij wenst dat daarbij aan het gehele perceel een maximum bebouwingspercentage van 100% wordt toegekend.
Crisis- en herstelwet
19. Op deze zaak is de Chw van toepassing. In artikel 1.6a van de Chw is bepaald dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen nieuwe beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling kan artikel 1.6a van de Chw niet worden tegengeworpen, wanneer het besluit en de kennisgeving van het besluit niet in overeenstemming zijn met artikel 11 van het Besluit uitvoering Chw (vergelijk de uitspraak van de Afdeling 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1129). De Afdeling overweegt dat het na afloop van de termijn voor het instellen van beroep vermelden van nieuwe beroepsgronden in dit geval niet kan worden tegengeworpen aan [appellant sub 1], aangezien de toepasselijkheid van de Chw in het besluit van 30 juni 2020 niet is vermeld. De Afdeling zal de nadere stukken van [appellant sub 1] van 12 oktober 2020, 26 oktober 2020 en 30 juni 2021 daarom in deze procedure betrekken. Gevraagde aanpassingen
20. [appellant sub 1] betoogt dat de raad ten onrechte de door hem gevraagde aanpassingen, namelijk het maximaal bebouwingspercentage verhogen naar 100%, de maximaal toegestane bouw- en goothoogte aanpassen naar respectievelijk 15 en 10 m, het toekennen van de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - autobedrijf", het mogelijk maken van detailhandel en een garagebedrijf op zijn perceel, het mogen aanbrengen van zonnepanelen op de bestaande bebouwing en het toekennen van de functieaanduiding "bedrijf tot en met categorie 4.2", niet heeft meegenomen bij het vaststellen van het paraplu-omgevingsplan.
20.1. De Afdeling stelt voorop dat het paraplu-omgevingsplan het gehele grondgebied van de gemeente Schagen omvat. Dit plan bevat onder meer enkele uniformerende begripsbepalingen en algemene regels en heeft een aanvullende werking op alle geldende bestemmingsplannen in de gemeente. De raad heeft toegelicht dat een aantal omissies in geldende bestemmingsplannen is hersteld in het paraplu-omgevingsplan. Het gaat daarbij volgens de raad om verbeteringen die zien op geringe omissies in de planregels en/of de verbeelding. De raad heeft ter zitting toegelicht dat de gewenste ontwikkelingen van [appellant sub 1] geen omissies betreffen die meegenomen hadden moeten worden in het plan, dat immers geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. In wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd heeft de raad in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien de gewenste ontwikkelingen mee te nemen in het paraplu-omgevingsplan. Dit laat onverlet dat [appellant sub 1] een aanvraag kan indienen bij de raad om in afwijking van het bestemmingsplan deze door hem gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken.
Het betoog slaagt niet.
Vertrouwensbeginsel
21. [appellant sub 1] voert aan dat sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat de brief van het college van burgemeester en wethouders van 31 juli 2012 volgens hem een toezegging inhoudt dat aan zijn perceel een bebouwingspercentage van 100% zal worden toegekend.
21.1. In de brief van 31 juli 2012 staat het volgende vermeld: "[…]. Tenslotte kan met een kruimelontheffing een bijbehorend bouwwerk worden geplaatst. Dit kan een geheel nieuwe bedrijfshal zijn. Hier gelden qua bebouwingsoppervlakte geen beperkingen. Ook hoeft de hal niet binnen het bouwvlak te worden geplaatst. Daarnaast kan gemotiveerd worden dat goot- en bouwhoogte 8 en 12 meter mogen zijn, conform de regels uit het bestemmingsplan. Hiervoor moet dan wel een onderbouwd plan worden ingediend. Hiervoor is wel een procedure noodzakelijk. Het betreft hier echter een reguliere procedure met een doorlooptijd van 8 weken."
21.2. Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij/zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja hoe.
21.3. De Afdeling is van oordeel dat geen sprake is van strijd met het vertrouwensbeginsel. Uit de door [appellant sub 1] genoemde brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zijpe (nu: de gemeente Schagen) van 31 juli 2012 blijkt niet van een concrete toezegging van de kant van de gemeente aan [appellant sub 1] waaruit hij redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de raad aan zijn perceel in het plan een bebouwingspercentage van 100% zou toekennen. Het college heeft immers aangegeven dat voor het bouwen een kruimelontheffing is vereist en dat een (reguliere) procedure moet worden doorlopen.
Het betoog slaagt niet.
Loods
22. [appellant sub 1] betoogt verder dat de raad ten onrechte het bouwblok van de reeds vergunde loods niet heeft ingetekend op de verbeelding behorende bij het paraplu-omgevingsplan.
22.1. De Afdeling begrijpt de beroepsgrond van [appellant sub 1] aldus dat de raad bij besluit van 20 juni 2018, in afwijking van het voorheen geldende bestemmingsplan "Dorpen langs de Groote Sloot", een omgevingsvergunning heeft verleend voor de bouw van een bedrijfsruimte buiten het bouwvlak op het perceel [locatie 3] in Schagerbrug en deze ten onrechte niet heeft opgenomen in het bestemmingsplan "Dorpen langs de Groote Sloot". Deze omissie was bekend bij de gemeente en had volgens [appellant sub 1] meegenomen moeten worden in het voorliggende paraplu-omgevingsplan.
22.2. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet meenemen van de verleende omgevingsvergunning in het voorliggende plan geen omissie betreft.
22.3. De Afdeling stelt vast dat de aanpassing die nodig was als gevolg van de verleende omgevingsvergunning niet is verwerkt in het bestemmingsplan "Dorpen langs de Groote Sloot", vastgesteld door de raad van de gemeente Zijpe (nu: de gemeente Schagen) op 29 mei 2012 via een wijziging van dat plan. De Afdeling stelt verder vast dat de aanpassing ook niet verwerkt is in het vastgestelde paraplu-omgevingsplan. Aangezien het paraplu-omgevingsplan beoogt een aantal omissies in geldende bestemmingsplannen te herstellen, ziet de Afdeling in wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet met de op grond van artikel 3:2 van de Awb vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De Afdeling acht in dit verband van belang dat de raad niet inzichtelijk heeft gemaakt dat er een bijzondere reden zou bestaan om de reeds in 2018 verleende omgevingsvergunning niet op te nemen in het vorige plan, dan wel het voorliggende paraplu-omgevingsplan.
Het betoog slaagt.
Schade
23. Voor zover [appellant sub 1] heeft betoogd dat hij ten gevolge van het paraplu-omgevingsplan schade lijdt, wijst de Afdeling op de mogelijkheid om op grond van artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening een verzoek om een tegemoetkoming in planschade in te dienen.
Het betoog slaagt niet.
Herhalen zienswijze
24. Voor zover [appellant sub 1] verzoekt de inhoud van zijn zienswijze als herhaald en ingelast te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van beantwoording is ingegaan op deze zienswijze. [appellant sub 1] heeft in zijn beroepschrift en ter zitting geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging hiervan onjuist zou zijn.
Conclusie
25. Het beroep is gegrond. Het besluit tot vaststelling van het paraplu-omgevingsplan dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd, voor zover daarin de omgevingsvergunning van [appellant sub 1] van 20 juni 2018 niet is verwerkt.
Proceskosten
26. Ten aanzien van [appellant sub 3] moet de raad de proceskosten vergoeden.
27. Ten aanzien van [appellant sub 4], [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart de beroepen van A. [appellant sub 3], [appellant sub 4] en [appellant sub 1] gegrond;
II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Schagen van 30 juni 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Paraplu-omgevingsplan, 1e tranche", voor zover het betreft het ontbreken van regels als bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening en voor zover daarin de omgevingsvergunning van [appellant sub 1] van 20 juni 2018 niet is verwerkt;
III. draagt de raad van de gemeente Schagen op om binnen 20 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen, voor zover dit is vernietigd onder II, en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV. verklaart het beroep van [appellant sub 2] ongegrond;
V. veroordeelt de raad van de gemeente Schagen tot vergoeding van bij A. [appellant sub 3] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 42,87 (zegge: tweeënveertig euro en zevenentachtig cent);
VI. gelast dat de raad aan appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) voor A. [appellant sub 3], € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) voor [appellant sub 4] en € 178,00 (zegge: honderdachtenzeventig euro) voor [appellant sub 1] vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. P.H.A. Knol en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021
91-928.