202105265/2/A3.
Datum uitspraak: 2 september 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekster], wonend te Rotterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) van 25 juni 2021 in zaken nrs. 21/3049 en 21/3048 in het geding tussen:
[verzoekster]
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
Procesverloop
Bij besluit van 1 april 2021 heeft het college een verzoek van [verzoekster] om haar in te schrijven in de Basisregistratie Personen (hierna: BRP) op het adres [locatie A] te Rotterdam, buiten behandeling gesteld.
Bij e-mailbericht van 17 mei 2021 heeft [verzoekster] gemotiveerd te kennen gegeven dat zij het niet eens is met dat besluit.
Bij e-mailbericht van 2 juni 2021 heeft een medewerker van de gemeente hierop gereageerd.
Bij uitspraak van 25 juni 2021 heeft de rechtbank het door [verzoekster] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 augustus 2021, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Badal, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2. [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college haar, in afwachting van de uitspraak op het door haar ingestelde hoger beroep, conform haar verzoek op het adres [locatie A] te Rotterdam moet inschrijven.
2.1. [verzoekster] heeft ter zitting toegelicht dat zij op 24 augustus 2021 een nieuw verzoek heeft ingediend om haar in te schrijven in de BRP op het adres [locatie A] te Rotterdam. Het college heeft ter zitting te kennen gegeven dat er op 6 september 2021 een huisbezoek zal worden afgelegd op dat adres. Als tijdens dat huisbezoek wordt geconstateerd dat [verzoekster] op dat adres woont, zal zij per 24 augustus 2021 op dat adres worden ingeschreven. Onder deze omstandigheden heeft [verzoekster] geen belang bij het treffen van de door haar gevraagde voorziening. Dat [verzoekster] niet zal worden ingeschreven vanaf de datum van haar eerdere verzoek, te weten 2 maart 2021, maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat [verzoekster] of de huurders van de woning waar zij voorheen woonde, hierdoor in de periode die resteert tot uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak problemen ondervinden.
3. Het verzoek van [verzoekster] wordt afgewezen.
4. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
5. Ten behoeve van de behandeling van de hoofdzaak overweegt de voorzieningenrechter nog het volgende. Denkbaar is dat in de hoofdzaak aan de orde komt of de e-mail van 17 mei 2021, gelet op de strekking daarvan, als een bezwaarschrift kan worden aangemerkt tegen het besluit van 1 april 2021. Mogelijk komt dan aan de orde of het gemaakte bezwaar, ondanks de termijnoverschrijding, ontvankelijk is. Daarbij kan een rol spelen of het besluit van 1 april 2021 een rechtsmiddelenvoorlichting bevat. Indien in de hoofdzaak zou worden geoordeeld dat de e-mail van 17 mei 2021 een ontvankelijk bezwaarschrift is, zal bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak mogelijk aan de orde komen of [verzoekster] op 2 maart 2021 bij het loket is geweest en welke gegevens zij toen heeft aangeleverd. Voor beide partijen geldt dat het aanbeveling verdient dat zij gegevens die hierover duidelijkheid kunnen verschaffen, zo mogelijk gedocumenteerd, in de hoofdzaak naar voren brengen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2021
753.