ECLI:NL:RVS:2021:1933
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- G.M.H. Hoogvliet
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag vreemdeling
Op 30 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 31 maart 2020 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 2 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft op 9 augustus 2021 een ordemaatregel getroffen, waardoor de voorgenomen beëindiging van de opvang van de vreemdeling op 10 augustus 2021 niet doorging. Dit was noodzakelijk omdat de stukken voor de beoordeling van het hoger beroep nog niet beschikbaar waren. In de uitspraak van 30 augustus 2021 werd de vraag behandeld of de vreemdeling kan worden uitgezet of dat de verstrekkingen op basis van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers kunnen worden beëindigd tijdens de behandeling van het hoger beroep.
De staatssecretaris heeft gesteld dat de vreemdeling op grond van artikel 3 van het EVRM niet naar Turkije kan worden uitgezet. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op dat moment geen reden was om aan te nemen dat de eerdere uitspraak in hoger beroep zou worden vernietigd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.