ECLI:NL:RVS:2021:192
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 29 januari 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 januari 2021, waarin het beroep van een vreemdeling tegen het besluit van de staatssecretaris om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen, gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het besluit van de staatssecretaris vernietigd en hem opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de overwegingen in de uitspraak.
De staatssecretaris heeft de voorzieningenrechter verzocht om de werking van de uitspraak van de rechtbank op te schorten totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist. Hij heeft daarbij aangevoerd dat de overdrachtstermijn, zoals bedoeld in de Dublinverordening, op 30 januari 2021 verstrijkt, wat een spoedeisend belang met zich meebrengt. De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en besloten dat er aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen. De vreemdeling krijgt de gelegenheid om een inhoudelijke reactie in te dienen, waarna de voorzieningenrechter op het resterende deel van het verzoek zal beslissen.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de werking van de uitspraak van de rechtbank wordt opgeschort zolang er geen uitspraak is gedaan op het verzoek van de staatssecretaris. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 januari 2021.