ECLI:NL:RVS:2021:184

Raad van State

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
29 januari 2021
Zaaknummer
202100251/2/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in hoger beroep tegen sluiting van woning na ontdekking van drugslaboratorium

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Het hoger beroep is ingesteld door [verzoeker] tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 januari 2021. De rechtbank had eerder een beslissing genomen in zaken met nummers 20/3023 en 20/3024, waarbij de burgemeester van Weert betrokken was. De voorzieningenrechter heeft op verzoek van [verzoeker] een voorlopige voorziening getroffen, waarbij het besluit van de burgemeester van Weert om de woning te sluiten, is geschorst. Dit besluit was genomen naar aanleiding van de ontdekking van een drugslaboratorium in de schuur van de woning, dat inmiddels was geëxplodeerd.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de rechtsvragen in deze zaak niet geschikt zijn voor een voorlopig oordeel en dat er sinds de ontdekking van het laboratorium al 13 maanden zijn verstreken. De doelstelling van de sluiting, namelijk het geven van een signaal aan het criminele circuit, is minder relevant geworden. Bovendien is het gevaar van herhaling niet acuut, omdat de schuur is geëxplodeerd en nog niet is hersteld. Het belang van [verzoeker] om in de woning te blijven, is zwaarwegender, aangezien hij permanent in de woning woont en geen toegang heeft tot andere woonruimte. De voorzieningenrechter heeft daarom besloten dat het belang van de burgemeester bij uitvoering van het sluitingsbesluit op dit moment niet opweegt tegen het belang van [verzoeker].

Uitspraak

202100251/2/A3.
Datum uitspraak: 28 januari 2021
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in afwachting van een uitspraak op het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te Weert,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg (hierna: de rechtbank) van 7 januari 2021 in zaken nrs. 20/3023 en 20/3024 in het geding tussen:
[verzoeker]
en
de burgemeester van Weert.
Openbare zitting gehouden op 28 januari 2021 om 9:30 uur; voortgezet voor het doen van uitspraak om 15.00.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. C.J. Borman, voorzieningenrechter
griffier: mr. R. Grimbergen
Verschenen:
[verzoeker], bijgestaan door mr. J.J.H.M. de Crom;
de burgemeester, vertegenwoordigd door W. Gootzen, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van 7 januari 2021, verzonden op dezelfde dag, van de rechtbank. [verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter
I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de burgemeester van Weert van 13 oktober 2020, kenmerk 1079301, en het besluit van de burgemeester van Weert van 28 mei 2020, kenmerk 941366;
II.    veroordeelt de burgemeester van Weert tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.068,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
III.    gelast dat de burgemeester van Weert aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 270,00 (zegge: tweehonderdzeventig euro) vergoedt.
Gronden:
•    De rechtsvragen die in deze zaak aan de orde zijn, waaronder de vraag of de constatering in de schuur rechtvaardigt dat de woning wordt gesloten, lenen zich niet voor kortsluiting dan wel een voorlopig rechtmatigheidsoordeel;
•    Sinds de ontdekking van het laboratorium als gevolg waarvan de schuur is geëxplodeerd, zijn 13 maanden verstreken;
•    In die zin wordt de doelstelling van de sluiting voor zover deze beoogt een signaal te geven aan het criminele circuit en de buurt dat deze locatie niet langer aan drugs te linken is, minder gediend dan bij een onmiddellijke sluiting het geval zou zijn geweest;
•    Ook is het gevaar van herhaling niet acuut, aangezien de schuur waarin het laboratorium was gevestigd, is geëxplodeerd en nog niet is hersteld;
•    Het belang van verzoeker is dat hij inmiddels permanent de woning bewoont en, naar hij ter zitting heeft verklaard, geen toegang tot andere woonruimte heeft, dat zijn bedrijf slecht loopt en dat bij sluiting van de woning op korte termijn ontbinding van de huur dreigt.
•    Gelet op het voorgaande weegt het belang van de burgemeester bij uitvoering van het besluit op dit moment niet op tegen het belang van verzoeker om in de woning te mogen blijven in afwachting van de hoofdzaak.
w.g. Borman    w.g. Grimbergen
voorzieningenrechter    griffier
581.