ECLI:NL:RVS:2021:1768
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning
Op 6 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 10 juni 2021 het beroep van twee vreemdelingen gegrond had verklaard en de staatssecretaris had opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris had de aanvraag op 10 september 2019 afgewezen en het bezwaar daartegen op 20 november 2020 ongegrond verklaard.
In het hoger beroep dat de staatssecretaris tegen de uitspraak van de rechtbank had ingesteld, verzocht hij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft de belangen van de staatssecretaris in overweging genomen en besloten dat de staatssecretaris de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. Dit betekent dat de staatssecretaris niet verplicht is om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de vreemdelingen totdat er een definitieve uitspraak is gedaan in het hoger beroep.
De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A. Kuijer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2021.