ECLI:NL:RVS:2021:1722
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsrecht gemeenschapsonderdaan
Op 4 augustus 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een voorlopige voorziening verzocht. Dit verzoek volgde op een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 mei 2021, waarin het beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris werd gegrond verklaard. De staatssecretaris had eerder, op 17 april 2019, vastgesteld dat de vreemdeling geen verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan meer had. Na een bezwaarprocedure en een tussenuitspraak van de rechtbank, waarin de staatssecretaris werd opgedragen om een gebrek in zijn besluit te herstellen, trok de staatssecretaris zijn eerdere besluit in en verklaarde hij het bezwaar van de vreemdeling gegrond. De rechtbank vernietigde echter het besluit van 5 februari 2021 en droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen.
In zijn verzoek om voorlopige voorziening stelde de staatssecretaris dat uitvoering van de uitspraak van de rechtbank niet noodzakelijk was totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter overwoog dat de belangen van zowel de staatssecretaris als de vreemdeling in overweging moesten worden genomen. Hij concludeerde dat de uitspraak van de rechtbank geen gevolgen had die moeilijk ongedaan gemaakt konden worden en dat de uitvoering van de uitspraak geen onevenredige inspanning van de staatssecretaris vergde. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter veroordeelde de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 748,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.